Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Geen vertrouwen mag tot beëindiging relatie leiden
De eerste uitspraak waar ik u op wijs, is afkomstig van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven en ziet op de beëindiging van een behandelrelatie (GZR 2016-0409). De beëindiging was geïnitieerd door de aangeklaagde neurochirurg, omdat er naar zijn zeggen sprake was van onvoldoende vertrouwen. Het tuchtcollege stelde ter beoordeling voorop dat alleen gewichtige redenen kunnen leiden tot beëindiging van een behandelrelatie. Zo een gewichtige reden kan gelegen zijn in het ontbreken van een vertrouwensbasis in een situatie waarin dat vertrouwen noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de geneeskundige behandeling, zoals in het onderhavige geval; de patiënt in kwestie behoefde een risicovolle operatie, terwijl het tegelijkertijd om een electieve ingreep ging. De neurochirurg mocht volgens het tuchtcollege dan ook afzien van behandeling toen hij naar aanleiding van een gesprek met de patiënt en diens klacht bemerkte dat aan zijn zijde een vertrouwensbasis ontbrak.
Over de grens
Ook de volgende uitspraak waar ik uw aandacht voor vraag betreft een oordeel van de tuchtrechter (GZR 2016-0414). In dit geval stond de vraag centraal of het Nederlandse tuchtrecht van toepassing is op een in Duitsland woonachtige, maar in Nederland geregistreerde tandarts. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle oordeelde dat dit het geval is en overwoog in dat verband dat het doel van de bescherming die de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg beoogt te bieden niet beperkt is tot binnen Nederland verrichte handelingen, maar zich ook uitstrekt tot handelingen die door een geregistreerde arts buiten Nederland worden verricht.
De Wbp en het medisch advies
De derde uitspraak die ik van belang acht, ziet op artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) in relatie tot het medisch advies van een medisch adviseur in een aansprakelijkheidskwestie (GZR 2016-0418). De desbetreffende medisch adviseur (werkzaam in opdracht van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de aangesproken gynaecoloog) had een verzoek van een patiënt om inzage in dat advies geweigerd, stellende dat de Wbp niet van toepassing is op (zijn) medische adviezen. De Rechtbank Gelderland achtte dat standpunt juist en oordeelde onder verwijzing naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 17 juli 2014, ECLI:EU:C:2014:2081 dat artikel 35 Wbp slechts ziet op de feitelijke persoonsgegevens en niet (ook) op de medische analyse die mede op basis van deze feitelijke persoonsgegevens wordt verricht. Maar ook indien het informatierecht zich wel zou uitstrekken over de medische analyse was de medisch adviseur volgens de rechtbank niet gehouden daarvan mededeling te doen aan de patiënt. Het ging hier namelijk om gegevens die de kern betreffen van het aan de gynaecoloog en het ziekenhuis in het kader van de aansprakelijkheidsprocedure gemaakte verwijt. Deze procespartijen hebben het recht zich vrijelijk en in beslotenheid op hun positie te beraden, aldus de rechtbank. Hun komt dan ook een beroep toe op artikel 43 aanhef en onder e Wbp.
Informatie aan niet met gezag belaste ouder; belangenafweging
Lezenswaardig is ook de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage aangaande het recht op informatie dat toekomt aan de ouder die niet met het gezag over een minderjarige is belast (GZR 2016-0419). Hoofdregel is dat de met het gezag belaste ouder van een minderjarige die ouder is dan 12 jaar recht heeft op informatie over de geneeskundige behandeling van die minderjarige. De met het gezag belaste ouder heeft ook recht op inzage in het medisch dossier. Een en ander volgt uit artikel 7:457 derde lid BW dat op het beroepsgeheim ziet en voor de gezaghebbende ouder dus een uitzondering kent. Voor de niet met het gezag belaste ouder geldt voornoemde uitzondering op het beroepsgeheim niet. Wel heeft de niet met het gezag belaste ouder op grond van artikel 1:377c BW recht op informatie inzake belangrijke feiten en omstandigheden die de persoon van het kind of diens verzorging en opvoeding betreffen. Deze informatie is echter niet gelijk aan de informatie die op grond van artikel 7:457 derde lid BW aan de gezaghebbende ouder wordt verstrekt. Het is aan de hulpverlener om te beoordelen in hoeverre de informatie die onder het beroepsgeheim valt met de niet met het gezag belaste ouder gedeeld moet worden. Dit betreft een belangenafweging.
Geen transitievergoeding voor de per 1 juni 2016 ontslagen werknemer
De laatste zaak die ik onder uw aandacht breng, is een arbeidsrechtelijke kwestie (GZR 2016-0436). Een werkgever had bij brief van 11 mei 2016 de arbeidsovereenkomst met een instellingskok tegen 1 juni 2016 opgezegd, aldus zonder de geldende opzegtermijn in acht te nemen. Hij deed dit omdat per 1 juli 2016 onduidelijk zou zijn op welke vergoedingen de ontslagen werknemer recht zou hebben. De instellingskok was het daarmee niet eens en verzocht de kantonrechter om een transitievergoeding dan wel een schadevergoeding wegens schending van het goed werkgeverschap, vervat in artikel 7:611 BW. De kantonrechter oordeelde dat een transitievergoeding niet tot de mogelijkheden behoorde; er was tegen 1 juni 2016 opgezegd en dat betekent dat ingevolge artikel XXII zevende lid van de Wet werk en zekerheid in samenhang gelezen met artikel 2 eerste lid van het Besluit overgangsrecht transitievergoeding en de voorziening in de CAO VVT in beginsel geen recht bestaat op een transitievergoeding. Het recht vloeit voorts evenmin voort uit een vermeend misbruik van recht. Dat was hier niet aan de orde, aldus de kantonrechter. De regeling van artikel 7:672 tiende lid BW is de enige toegelaten sanctie en die vergoeding moet worden betaald. Dat op die grond een betalingsverplichting bestaat, bracht volgens de kantonrechter vervolgens met zich dat er geen schadeplichtigheid was ontstaan op grond van artikel 7:611 BW.
Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Deze keer treft u een annotatie van de hand van Jacqueline de Vries (Holla advocaten) bij een uitspraak van de Rechtbank Overijssel van 25 augustus 2016 (GZR 2016-0335). Deze uitspraak behelst een oordeel over de onverwijldheid van melden van een calamiteit aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Jacqueline gaat met name in op de vraag hoe die onverwijldheid is geregeld waar het gaat om het melden van een ontslag van een arts wegens diens disfunctioneren. Jacqueline betrekt daarbij het legaliteitsbeginsel en het bepaalbaarheidsgebod.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Jaarcongres Gezondheidsrecht
Op 9 december 2016 organiseert GZR Updates in samenwerking met Studiecentrum Kerckebosch het Jaarcongres Gezondheidsrecht. Dit congres brengt u in één dag op de hoogte van de actuele ontwikkelingen en verdiepende thema´s op het gebied van het gezondheidsrecht. Een mooie gelegenheid om met vakgenoten in contact te komen! Klik hier voor het programma en aanmelden. Abonnees van GZR Updates en Tijdschrift voor Gezondheidsrecht ontvangen € 50 korting op de entreeprijs.
Alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates
Hoge Raad
Hof
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch In deze zaak wordt een WNT-bestuurder van een woningcorporatie ontslagen. Hij behoudt de contractuele ontslagvergoeding van bijna € 600.000 op grond van overgangsrecht. Het beroep van de stichting (werkgever) op de WNT en de uitleg van het beding (uitlokking ontslag), artikel 6:248 BW (onvoorziene omstandigheden) en artikel 6:258 BW (redelijkheid en billijkheid) faalt. De stellingen zijn onvoldoende onderbouwd en/of aangetoond en afspraak is afspraak. 01-11-2016
- Gerechtshof Den Haag Aan werkneemster is door de kantonrechter een transitie- en een billijke vergoeding toegekend. De werkgever heeft, voorafgaande aan het ontslag van werkneemster, stevig ingezet op verbetering van de communicatie met werkneemster en is hierbij binnen de grenzen van artikel 7:611 BW gebleven. Er is niet gebleken van een vooropgezet plan van de werkgever om tot het ontslag van werkneemster te komen. Daarom dient werkneemster in hoger beroep de billijke vergoeding aan de werkgever terug te betalen. 25-10-2016
- Gerechtshof Den Haag Het HagaZiekenhuis is niet aansprakelijk voor de schade die werkneemster naar aanleiding van een ongeval op de werkvloer (uitglijden over plasje water) heeft opgelopen. Het ziekenhuis heeft aan de zorgplicht voldaan door voldoende voorzorgsmaatregelen te nemen. Het enkele ontbreken van een RI&E brengt niet met zich dat Haga tekort is geschoten in de nakoming van de zorgplicht. 06-09-2016
Rechtbank
- Rechtbank Overijssel In deze zaak wordt een schouwarts vervolgd voor meineed. Hij heeft in een strafzaak onder ede verklaard over contact met de huisartsenpraktijk waarvan een (door een misdrijf) overleden vrouw patiënte was. De rechtbank neemt als vaststaand aan dat het contact met de huisartsenpraktijk niet heeft plaatsgevonden en dat geen sprake is geweest van een vergissing. Met die laatste conclusie is ook de opzet komen vast te staan. De schouwarts heeft mitsdien naar het oordeel van de rechtbank – wettig en overtuigend bewezen – meineed gepleegd. Hij krijgt een werkstraf van 180 uur opgelegd. 17-11-2016
- Rechtbank Gelderland Verzoekster heeft de medisch adviseur (Veduma) verzocht om op grond van artikel 35 lid 2 Wbp mededeling te doen van de medische stukken in haar dossier en afschriften te verstrekken. De rechtbank overweegt dat Veduma is ingeschakeld om te adviseren over het handelen van een gynaecoloog in het kader van een aansprakelijkstelling. De rechtbank verwijst naar Hof van Justitie EU 17 juli 2014, EHRC 2014/248 en oordeelt dat artikel 35 Wbp slechts ziet op de feitelijke persoonsgegevens en niet (ook) op de medische analyse die mede op basis van deze feitelijke persoonsgegevens wordt verricht. Maar ook indien het informatierecht zich wel zou uitstrekken over de medische analyse is Veduma niet gehouden daarvan mededeling te doen aan verzoekster. Het gaat hier om gegevens die de kern betreffen van het aan de gynaecoloog en het ziekenhuis in het kader van de aansprakelijkheidsprocedure gemaakte verwijt. Deze procespartijen hebben het recht zich vrijelijk en in beslotenheid op hun positie te beraden. Het verzoek wordt afgewezen. 01-11-2016
- Rechtbank Limburg Een medisch specialist vordert van ziekenhuis Zuyderland en de coöperatie van medisch specialisten Atrium-Orbis – onder meer – een toewijzing van een bepaald aantal patiënten ter behandeling, corresponderend met een 'opdracht' ter grootte van 0,6 fte. Hij stelt dat hij wegens de omvang zijn werkzaamheden als maat in een inmiddels verkochte maatschap recht heeft op een opdracht van die omvang. De vordering wordt afgewezen, omdat niet duidelijk is of de eisend specialist maat is geweest van de maatschap, die waarschijnlijk ook het beweerde aandeel (de opdracht waarop de eisend specialist aanspraak maakt) van de eisend specialist heeft verkocht aan een andere maatschap. 14-10-2016
- Rechtbank Den Haag De gemeenten Alphen aan den Rijn en Kaag en Braassem moeten de aanbesteding van jeugdhulp voor de contracten per 1 januari 2017 overdoen, omdat de gemeenten bij deze aanbesteding het proportionaliteitsbeginsel niet in acht hebben genomen. In het kader van de aanbesteding is de risicoverdeling tussen de gemeenten en (potentiële) opdrachtnemers onvoldoende evenwichtig geregeld door de combinatie van gebrekkige informatieverstrekking van de gemeenten aan opdrachtnemers, de allocatie van alle zorginhoudelijke en financiële risico’s bij opdrachtnemers en onduidelijke afspraken over de omvang van de aansprakelijkheid van opdrachtnemers. 05-10-2016
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Klager is de zoon van de in deze kwestie betrokken en inmiddels overleden patiënte. Verweerder is huisarts. Hem wordt verweten dat hij zijn beroepsgeheim na het overlijden van patiënte heeft geschonden en dat hij tegenstrijdige en daarmee mogelijk onjuiste informatie aan derden heeft gegeven. De klacht is gegrond en verweerder krijgt een berisping. 21-11-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In deze zaak gaat het om een klacht tegen een anesthesioloog. Hem wordt verweten dat hij onvoldoende heeft zorggedragen voor beademing tijdens een operatie en dat hij een calamiteit niet persoonlijk heeft gemeld. Voor wat betreft de beademing is het college van mening dat verweerder is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Wel heeft de anesthesioloog een eigen verantwoordelijkheid en kan hij niet blind vertrouwen op de informatie van een collega. Voor wat betreft het melden van een calamiteit is er geen verplichting tot het zelfstandig melden hiervan als het behandelteam dit reeds heeft gedaan, zoals in deze zaak aan de orde. Het beroep wordt verworpen. 17-11-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In deze zaak gaat het om een klacht tegen een huisarts. Klagers verwijten de huisarts dat hij onvoldoende regie heeft gehouden over de behandeling van de patiënt, dat zijn dossiervoering onzorgvuldig was, dat hij klager telefonisch onheus heeft bejegend en dat hij een combinatie van medicijnen heeft voorgeschreven die heeft geleid tot ernstig leverfalen. Het RTG heeft de klacht afgewezen. Het CTG verklaart de klacht deels gegrond en legt de huisarts de maatregel van waarschuwing op. 17-11-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In deze zaak gaat het om een klacht tegen een huisarts over de overdracht van het dossier van de zoon van klaagster aan een nieuwe huisarts. De huisarts heeft in eerste aanleg geen verweer gevoerd omdat hij niet bekend was met de procedure. Hij heeft te laat beroep ingesteld maar is wel ontvankelijk. Het CTG vernietigt de uitspraak van het RTG en legt de arts een waarschuwing op. 17-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Klager is de vader van een patiënte die zich gesuïcideerd heeft. Verweerster is gz-psycholoog en was betrokken bij de behandeling. Klager klaagt over diverse aspecten van de behandeling, maar heeft zijn klacht onvoldoende onderbouwd omdat hij niet over het dossier beschikte. Het RTG wijst de klacht in al haar onderdelen af. Er is geen sprake van veronderstelde toestemming van patiënte voor inzage in het dossier en de andere mogelijkheden om inzage in het dossier te krijgen zijn niet benut. 16-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Een psychotherapeut/gz-psycholoog heeft een verklaring met daarin een waardeoordeel afgegeven, terwijl hij had kunnen weten dat deze gebruikt zou worden in een echtscheidingsprocedure. Daarmee heeft hij niet de terughoudendheid betracht die van hem verwacht mocht worden. Het was aan verweerder zich te oriënteren op de vraag of sprake was van enige verplichting tot het afgeven van de verklaring. Hij krijgt een waarschuwing. 16-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Een psychotherapeute krijgt een berisping vanwege onzorgvuldig handelen op meerdere punten: communicatie, onvoldoende begrenzing en regie alsmede schending van het beroepsgeheim. 16-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam In deze zaak gaat het om een links-rechtsverwisseling bij de plaatsing van een knieprothese. Het operatieteam was niet actief betrokken bij de time-out-procedure. De chirurg had dat niet mogen toestaan en had de operatielocatie zelf moeten markeren. Ook had hij de essentiële onderdelen van de time-out-procedure moeten herhalen nadat hij na een pauze terugkeerde in de operatiekamer en had hij het aanwezige beeldmateriaal van de te opereren knie beter moeten bekijken. De chirurg krijgt een berisping. 15-11-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg De IGZ heeft een klacht tegen de arts ingediend omdat hij kankerpatiënten experimenteel behandelt en geen vertrouwen heeft in en dus ook niet samenwerkt met de reguliere geneeskunde. Het RTG heeft de klacht gegrond verklaard en de maatregel van doorhaling opgelegd. In hoger beroep blijft de doorhaling in stand. De arts heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten die een zware maatregel rechtvaardigen. Er is geen vertrouwen dat hij zich in de toekomst wel aan de geldende regelgeving zal houden en er bestaat vrees voor herhaling. 15-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam In deze zaak heeft een psychiater het inzage- en blokkeringsrecht geschonden door de e-mail met de reactie op het conceptrapport over klaagster mee te sturen aan de opdrachtgever. Hij krijgt een waarschuwing. 15-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Het gaat in deze zaak om vier klagers uit hetzelfde gezin, die patiënt waren in de tandartspraktijk van verweerder. Een boze e-mail van de moeder is door de tandarts opgevat als een verzoek tot uitschrijving. Naar het oordeel van het RTG ten onrechte: verweerder had de e-mail niet zo mogen opvatten. Hij had zich ervan moeten vergewissen wat klaagster met haar e-mail bedoelde. Hij krijgt een waarschuwing. 09-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Klaagster verwijt een radiologe dat de bevindingen van de bij haar gemaakte CT-thorax niet op een deugdelijke wijze kenbaar zijn gemaakt aan de aanvragende longarts doordat het verslag beschikbaar is gemaakt via het EPD en niet telefonisch. Het RTG verklaart de klacht ongegrond omdat volgens het geldende protocol een voorlopige uitslag enkel telefonisch moet worden doorgegeven als acuut medisch ingrepen noodzakelijk lijkt. Dat was hier niet aan de orde. 08-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam In augustus 2015 wordt bij klaagster een tumor in de long vastgesteld. Klaagster verwijt de longarts die haar in september 2013 heeft onderzocht, dat hij de tumor toen reeds had moeten vaststellen en dat hij geen kennis heeft genomen van de bevindingen van de radioloog naar aanleiding van de in september 2013 gemaakte x-thorax. Het RTG oordeelt dat in september 2013 voldoende duidelijk de schaduw van een tumor te zien was en dat verweerder het verslag van de radioloog als gezien heeft afgevinkt, maar niet heeft gelezen. Verweerder krijgt een berisping. 08-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Klager is de vader van patiënte. Hij is niet met het gezag over patiënte belast. Hij verwijt de psychiater en hoofdbehandelaar van zijn dochter dat zij hem geen informatie heeft verstrekt omtrent de opvoeding, gezondheidsverzorging en het algemeen welzijn van zijn dochter. Er vindt een belangenafweging plaats tussen enerzijds het beroepsgeheim en anderzijds het recht op informatie van klager als niet met het gezag belaste ouder op grond van artikel 1:377c BW. De klacht wordt afgewezen. 08-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Verweerder was als psychiater verantwoordelijk voor de behandeling van patiënte, die werd uitgevoerd door een coassistente. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door patiënte onvoldoende behandeling te bieden en door de opname op onzorgvuldige wijze te beëindigen. Ook is hij te afstandelijk geweest door patiënte te weinig te spreken en de behandeling over te laten aan de coassistente. Verweerder krijgt een berisping. 08-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Verweerder, neurochirurg, heeft geweigerd om klaagster te opereren vanwege het ontbreken van een goede vertrouwensrelatie. Het RTG oordeelt dat sprake was van een voldoende gewichtige reden voor opzegging van de behandelrelatie doordat het een electieve en risicovolle operatie betrof, waarbij hoge eisen worden gesteld aan de behandelrelatie tussen arts en patiënt. Verweerder heeft adequaat en zorgvuldig gehandeld door klaagster direct door te verwijzen naar een ander ziekenhuis. 07-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Klager is in Duitsland behandeld door een in Duitsland woonachtige, maar in Nederland BIG-geregistreerde, tandarts. De belangrijke vraag uit deze uitspraak is of het Nederlandse tuchtrecht van toepassing is. Het RTG te Zwolle oordeelt van wel en overweegt dat het doel van de bescherming die de Wet BIG beoogt te bieden niet beperkt is tot binnen Nederland verrichte handelingen, maar zich ook uitstrekt tot handelingen die door een BIG-geregistreerde arts buiten Nederland worden verricht. De klacht van klager wordt gegrond verklaard en verweerder krijgt een berisping opgelegd. 04-11-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg De onderstaande klacht heeft betrekking op een specialist ouderengeneeskunde (verweerster) die wordt verweten een patiënt niet acuut te hebben doorverwezen naar een ziekenhuis en heeft besloten dat bezoek van de eigen specialist ouderengeneeskunde, een dag later, kon worden afgewacht terwijl er sprake was van verschijnselen van uitdroging en verweerster niet beschikte over het medisch dossier. Het CTG verklaart de klacht, evenals het RTG in eerste aanleg, ongegrond. Het CTG houdt hierbij rekening met het feit dat het vereiste om bij het ontbreken van het medisch dossier meer en expliciet door te vragen naar de medische voorgeschiedenis van een patiënt niet eerder expliciet als norm of geëigende handelwijze is vastgelegd. 01-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Klaagster heeft een klacht ingediend tegen haar (voormalig) psychiater en psychotherapeut (verweerder). Volgens klaagster heeft verweerder onder meer bij zijn praktijkvoering een e-mailadres gebruikt, dat ook toegankelijk was voor andere leden van zijn familie en is een vertrouwelijke e-mail zoekgeraakt. Verder heeft verweerder volgens klaagster geweigerd haar op haar verzoek haar dossier te laten inzien en is het bijgehouden dossier onleesbaar. De klacht betreft verder ook de bejegening. Verweerder heeft de klachten betwist. De klacht is deels gegrond. Verweerder krijgt een waarschuwing. 01-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven De onderstaande klacht gaat over de vraag of verweerster, huisarts, het dossier van klaagster op een later moment heeft aangepast. Het RTG verklaart de klacht gegrond en legt verweerster een schorsing op van één maand. Verweerster is niet enkel in haar zorg aan klaagster tekortgeschoten, maar heeft tevens op frauduleuze wijze haar tekortkomingen proberen te verdoezelen waardoor ze niet alleen het vertrouwen in haar beroepsgroep heeft geschaad maar ook het vertrouwen dat de tuchtrechter moet kunnen hebben in de juistheid van de verslaglegging door de hulpverlener. 19-10-2016
Uitspraken zonder ECLI
- Rechtbank Overijssel In deze zaak gaat het om een werkgever die de arbeidsovereenkomst met een werknemer opzegt zonder de opzegtermijn in acht te nemen. Hij doet dit om de transitievergoeding te vermijden. De werknemer vordert toch transitievergoeding omdat er sprake zou zijn van misbruik van recht. De kantonrechter oordeelt echter dat het met opzet onregelmatig opzeggen van de arbeidsovereenkomst geen misbruik van recht oplevert. Er is geen transitievergoeding dan wel schadevergoeding vanwege schending van artikel 7:611 BW verschuldigd. De regeling van artikel 7:672 lid 10 BW is de enige toegelaten sanctie. 2016-10-31
- Verweerder is psychiater en psychotherapeut en heeft onvoldoende regie gehouden in zijn zelfstandige praktijk en mede daarmee in strijd gehandeld met het algemeen belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. De door het RTG opgelegde doorhaling wordt omgezet in een voorwaardelijke schorsing.