Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Beëindiging behandelrelatie I
De eerste uitspraak waar ik uw aandacht voor vraag, betreft een uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle (GZR 2016-400). Het tuchtcollege legt in deze uitspraak weer eens uit hoe een hulpverlener de behandelrelatie mag beëindigen in geval er een vertrouwensbreuk lijkt te ontstaan tussen arts en patiënt: de arts dient overleg te hebben met de patiënt over de gerezen problemen, dient te onderzoeken of deze zijn te verhelpen en dient de patiënt te waarschuwen dat opzegging dreigt. In het geval van een vertrouwensbreuk moet bovendien worden bezien of deze nog kan worden hersteld. Een en ander kan tevens worden afgeleid uit de KNMG Richtlijn 'Niet-aangaan of beëindiging arts-patiënt contact'. In het onderhavige geval had de huisarts naar het oordeel van het tuchtcollege de patiënt te snel gezegd een andere arts te zoeken; er was slechts onenigheid over de medicatie. Dat laatste was wel reden om met de patiënt overleg te hebben over de wijze waarop de behandelrelatie kon worden voortgezet. De huisarts heeft een waarschuwing gekregen.
Beëindiging behandelrelatie II
Een uitspraak die daarop aansluit, is afkomstig van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage (GZR 2016-0407). In dit geval ging het om een tandarts die een betalingsafspraak had met een patiënt die de reputatie had een ‘slechte’ betaler te zijn. Toen de situatie niet verbeterde, heeft de tandarts de behandelrelatie opgezegd onder het motto dat sprake was van een verstoorde vertrouwensband. Dit was terecht, aldus het tuchtcollege. Wel diende de tandarts bij beëindiging van de behandelovereenkomst te voldoen aan bepaalde zorgvuldigheidseisen. Naast het waarschuwen van de patiënt en het geven van een redelijke termijn had hij behulpzaam moeten zijn bij het vinden van een nieuwe tandarts. Schriftelijke vastlegging van de gang van zaken in het medisch dossier is gewenst. De tandarts had aan die voorwaarden niet voldaan. Hij werd hiervoor gewaarschuwd.
MoM-heupprothese ongeschikte hulpzaak?
Een andere uitspraak die ik onder uw aandacht wil brengen, ziet op een aansprakelijkheidskwestie (GZR 2016-0403). Met de vordering van de patiënte is aan de Rechtbank Noord-Nederland de vraag voorgelegd of het Bethesda ziekenhuis en de aldaar werkzame orthopedisch chirurg aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de gezondheidsklachten, die naar haar mening het gevolg zijn van de bij haar op 20 maart 2003 geplaatste hip resurfacing heupprothese. Deze heupprothese betreft een metaal-op-metaal heupprothese, bekend als de MoM-heupprothese, geproduceerd door producent Corin. De procedure jegens de producent is ambtshalve doorgehaald. De rechtbank is er bij haar beoordeling van uitgegaan dat de geplaatste MoM-heupprothese een (hulp)zaak is als bedoeld in artikel 6:77 BW, omdat deze een ondergeschikt element is van de behandelingsovereenkomst. Dat betekent ook dat beoordeeld moet worden of de geplaatste MoM-heupprothese ongeschikt was voor het doel waarvoor zij is gebruikt en of de tekortkoming die daardoor is ontstaan aan de orthopedisch chirurg en het ziekenhuis moet worden toegerekend, aldus de rechtbank. Bij dat redelijkheidsoordeel spelen verschillende elementen een rol, zoals de deskundigheid van partijen, hun verzekering, enzovoort. De Rechtbank Noord-Nederland overweegt dat ook van belang is of de orthopedisch chirurg als behandelend arts een zelfstandig verwijt kan worden gemaakt. Een zodanig verwijt kan de orthopedisch chirurg naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval worden gemaakt als hij op basis van de algemeen beschikbare wetenschappelijke kennis ten tijde van de operatie op 20 maart 2003 wist of kon weten dat sprake was van een gebrekkige zaak. Dit laatste bevreemdt mij echter, omdat bij kennis van het gebrek en gebruik van de zaak met die kennis sprake is van schuld aan de zijde van de orthopedisch chirurg en artikel 6:77 BW mitsdien niet in beeld komt. Wat daar ook verder van zij, de rechtbank heeft besloten een comparitie van partijen te gelasten teneinde een aantal kwesties te bespreken, zoals de doorhaling van de procedure jegens de producent, andere (lopende) procedures en de benoeming van een deskundige. Ook wil de rechtbank de mogelijkheid van een schikking bespreken.
Van berisping naar waarschuwing
Tevens breng ik u een overweging van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven ten aanzien van de op te leggen maatregel onder de aandacht (GZR 2016-0404). Het ging in deze zaak om onzorgvuldig gedrag van een verpleegkundige rondom de verstrekking van diabetesmedicatie. Het tuchtcollege oordeelde dat de ernst van het gedrag in beginsel de maatregel van berisping rechtvaardigde, het had namelijk tot een levensbedreigende situatie kunnen leiden. Desondanks krijgt de verpleegkundige ‘slechts’ een waarschuwing omdat er sprake is van een meer dan voldoende mate van zelfreflectie doordat de verpleegkundige (i) ruimte heeft gegeven aan klager om zijn ongenoegen te uiten, (ii) zijn excuses heeft aangeboden en (iii) (uiteindelijk) inzicht in eigen handelen heeft getoond. Daarnaast nam het tuchtcollege in overweging dat de verpleegkundige inmiddels op non-actief was gesteld en mogelijk zijn baan zal verliezen, waarmee hij al zwaar gestraft is.
Voorbehouden handelingen
Interessant is tot slot een uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage, waarin het tuchtcollege enkele overwegingen wijdt aan het (lastige) onderwerp ‘voorbehouden handelingen’ (GZR 2016-0405). In dit geval had een tandarts het geven van een verdoving door middel van een injectie – een voorbehouden handeling als bedoeld in artikel 36 Wet BIG – uitbesteed aan zijn assistente. Dat betekent dat alleen de tandarts zelfstandig bevoegd is deze handeling uit te voeren. Hij kan echter een assistente opdracht geven deze handeling te verrichten mits wordt voldaan aan de in artikel 38 Wet BIG genoemde voorwaarden:
- de opdrachtgever moet redelijkerwijs kunnen aannemen dat degene aan wie de opdracht wordt gegeven voldoende bekwaam is voor het verrichten van de handeling;
- in gevallen waarin dit redelijkerwijs nodig is, moeten aanwijzingen worden gegeven over de uitvoering van de handelingen en moet toezicht door de opdrachtgever op het verrichten van de handeling en de mogelijkheid tot tussenkomst van de opdrachtgever voldoende verzekerd zijn.
De tandarts had aangevoerd dat de assistente voldoende bekwaam was omdat zij over de benodigde opleiding voor het geven van injecties voor intraligamentaire anesthesie beschikt en deze handelingen frequent uitvoert. Daarnaast had hij onweersproken gesteld dat hij ten tijde van het prikken altijd in de naastgelegen kamer aanwezig is, zodat hij indien nodig beschikbaar is. Het tuchtcollege stelde vast dat hierdoor aan de voorwaarden, genoemd in artikel 38 Wet BIG, was voldaan.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Jaarcongres Gezondheidsrecht
Op 9 december 2016 organiseert GZR Updates in samenwerking met Studiecentrum Kerckebosch het Jaarcongres Gezondheidsrecht. Dit congres brengt u in één dag op de hoogte van de actuele ontwikkelingen en verdiepende thema´s op het gebied van het gezondheidsrecht. Een mooie gelegenheid om met vakgenoten in contact te komen! Klik hier voor het programma en aanmelden. Abonnees van GZR Updates en Tijdschrift voor Gezondheidsrecht ontvangen € 50 korting op de entreeprijs.
Alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates
Hof
Rechtbank
- Rechtbank Rotterdam Een kinderarts wordt verweten dat hij, ondanks eerdere toezeggingen, geen DNA-onderzoek wil laten uitvoeren en dat hij klaagster en haar dochter thans niets meer te bieden heeft. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder de genoemde toezegging heeft gedaan. Omdat klaagster en haar dochter niet daadwerkelijk onder behandeling van verweerder stonden, kan hem niet worden verweten dat 'hij hen niets meer te bieden had'. De klacht is ongegrond. 03-11-2016
- Rechtbank Noord-Nederland In deze zaak gaat het om een procedure jegens de producent van een MoM-heupprothese. Deze procedure is ambtshalve doorgehaald. Het is de vraag of de MoM-prothese een ongeschikte hulpzaak is en zo ja, of toerekening van de tekortkoming door het gebruik van deze zaak aan de orthopedisch chirurg en het ziekenhuis redelijk is. De rechtbank gelast een comparitie van partijen. 02-11-2016
- Rechtbank Limburg Klager verwijt verweerder onder andere dat hij niet de zorg heeft verleend die verwacht mag worden van een zorgvuldig handelende verpleegkundige/praktijkondersteuner. Hij heeft niet gezorgd voor een alternatief nadat patiënte per direct was gestopt met de medicatie voor de diabetes en hij heeft nagelaten een controlemoment in te bouwen. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht gegrond en legt verweerder een waarschuwing op. Tevens interessant is de overweging van het Regionaal Tuchtcollege ten aanzien van de op te leggen maatregel. De ernst van het nalaten rechtvaardigt een berisping, maar het college legt een waarschuwing op. 15-01-2016
Tuchtcolleges
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Verweerder, longarts, is in het kader van een civiele procedure ingeschakeld als deskundige. Klager verwijt hem, kort gezegd, een onjuiste rapportage te hebben opgeleverd. Het RTG wijst alle klachten als kennelijk ongegrond af. Het CTG verklaart klager niet-ontvankelijk, nu de verjaringstermijn die geldt voor het indienen van een tuchtklacht van artikel 65 lid 5 Wet BIG is overschreden. 03-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage De onderstaande zaak heeft betrekking op het in opdracht geven van voorbehouden handelingen aan een assistente. Klager verwijt verweerder, tandarts, dat de tandartsassistente voor wiens handelen verweerder verantwoordelijk is, op onzorgvuldige en pijnlijke wijze verdovingen heeft geplaatst ten gevolge waarvan twee verstandskiezen ontstoken zijn geraakt en waardoor zij veel pijn (en schade) heeft geleden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond en besteedt aandacht aan het in opdracht geven van voorbehouden handelingen en de voorwaarden die daarbij gelden. 01-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In deze zaak gaat het om een gedeeltelijk gegronde klacht tegen een tandarts. De schriftelijke vastlegging van de gang van zaken in het medisch dossier laat te wensen over. Daarom is niet vast te stellen hoe de informatieverstrekking ten aanzien van het tandheelkundig traject en na extractie van alle ondertanden is verlopen. De tandarts mocht in redelijkheid (betalings)voorwaarden aan de (niet-acute) tandheelkundige behandeling verbinden. Het is aannemelijk dat er sprake was van een verstoorde tandarts-patiënt-relatie, waardoor de tandarts op die grond de behandelovereenkomst mocht beëindigen. Echter, naast het waarschuwen van de patiënt en het geven van een redelijke termijn dient de tandarts de patiënt behulpzaam te zijn bij het vinden van een nieuwe tandarts. Ook mag de tandarts hulp niet weigeren als sprake is van een tandheelkundige noodsituatie die dringend ingrijpen vereist. De tandarts krijgt een waarschuwing. 01-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam In deze zaak gaat om het handelen van een huisarts. Klager meldt zich op enig moment in het kader van een spoedconsult bij verweerder als gevolg van acute pijnklachten aan zijn rechtervoet na een misstap bij het laden van zijn vrachtwagen. Verweerder stelt de werkdiagnose acute overbelasting van de achillespees rechts met een ontstekingsreactie als gevolg. Ruim een jaar later blijkt er sprake van een achillespeesruptuur waaraan klager tweemaal geopereerd dient te worden. Klager verwijt verweerder onder andere dat hij geen actie heeft ondernomen na herhaalde verzoeken, geen interesse heeft getoond, geen excuses heeft aangeboden en arrogant en zelfingenomen gedrag heeft vertoond. Het college oordeelt dat verweerder klager uitgebreider had dienen te onderzoeken, mede gelet op de ernstige gevolgen die kunnen optreden bij het achterwege laten van dat nader onderzoek. Dit klachtonderdeel is gegrond. Ten aanzien van het nalaten excuses te maken merkt het college op dat daarvoor wel aanleiding bestaat, maar oordeelt hij dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het college acht een maatregel in de zin van een berisping passend. 18-10-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Een klinisch geneticus wordt verweten dat zij ten onrechte geen onderzoeken heeft verricht, ten onrechte contact heeft opgenomen met de huisarts van klaagster, het dossier van klaagsters zoon niet heeft gelezen en onprofessioneel overkwam (klaagsters dochter zou meer van DNA weten dan verweerster). De uitlatingen van een getuige-deskundige onderbouwen het verweer van de arts, waardoor het eerste klachtonderdeel faalt. Ook zijn er geen omstandigheden die aanleiding geven de andere klachtonderdelen gegrond te verklaren. De klacht is ongegrond. 18-10-2016