Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Belang van de vader ook een zorg van de gezinsvoogd
Inmiddels is GZR Updates uitgebreid met een nieuwe categorie, de categorie ‘Zorg en Jeugd’. De eerste uitspraak waar ik u op wijs, is afkomstig uit deze rubriek (GZR 2016-0372). De beklaagde is de gezinsvoogd geweest van een onder toezicht gestelde minderjarige. Deze gezinsvoogd is na beëindiging van de ondertoezichtstelling een gesprek aangegaan met de minderjarige, echter zonder dat de vader daarover is geïnformeerd. De moeder was wel op de hoogte omdat zij zelf de gezinsvoogd had bericht dat de minderjarige de wens had een gesprek te voeren. Het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd is met de klagende vader van oordeel dat de gezinsvoogd op dit punt in strijd heeft gehandeld met de Beroepscode voor de Jeugdzorgwerker; zij heeft onvoldoende rekening gehouden met de belangen van vader. Het college heeft daarbij overwogen dat het van beklaagde niet heeft gehoord of zij heeft onderzocht of een andere, minder ingrijpende oplossing denkbaar was – een oplossing waarin rekening houden met het belang van de vader niet in de weg zou staan aan het belang van de minderjarige – en of zij de mogelijke gevolgen van de door haar gemaakte keuze voor klager een plaats heeft gegeven in haar afwegingen. Het college heeft de gezinsvoogd een waarschuwing opgelegd.
Ongerechtvaardigde verrijking door overname praktijken zonder vergoeding
De tweede lezenswaardige uitspraak is afkomstig van de Rechtbank Rotterdam (GZR 2016-0380). Aan de rechtbank werd een geschil voorgelegd dat was opgetreden tussen een aantal longartsen en een aantal ziekenhuizen en andere artsen. De longartsen waren in dienst geweest van het inmiddels failliete Ruwaard van Puttenziekenhuis te Spijkenisse en de gedaagde partijen zijn de partijen die de failliete onderneming hebben overgenomen. De arbeidsovereenkomsten met de longartsen werden tegen hun verwachting in niet verlengd en het geschil zag dan ook op de handelwijze van de overnemende partijen en het ontbreken van een vergoeding voor goodwill. De rechtbank oordeelt – kort samengevat – dat de overnemende ziekenhuizen en artsen ongerechtvaardigd zijn verrijkt omdat zij de praktijken van de longartsen hebben overgenomen zonder daarvoor een redelijke vergoeding te betalen. Het faillissement van het Ruwaard van Putten vormt daartoe geen rechtvaardiging, aldus de rechtbank. De overnemende partijen zullen de longartsen een vergoeding moeten betalen.
Koop woning uit de ‘grote pot’ niet toegestaan
Een uitspraak waar ik u ook op wijs, betreft een ‘wrongful life’-zaak (GZR 2016-0381). De ouders van een jongen die niet geboren zou zijn, waren de ouders bekend geweest met de spierziekte waar hij thans aan lijdt, hebben een voorzieningenprocedure aangespannen. Gedaagd is het ziekenhuis waar de fout is gemaakt die ertoe heeft geleid dat de spierziekte onontdekt bleef. Het ziekenhuis heeft aansprakelijkheid erkend, maar in geschil is gebleven de omvang van de schade die moet worden vergoed. Met name is een discussiepunt gebleven of de ouders recht hebben op een vergoeding voor een nieuwe dure woning of op de terbeschikkingstelling van zo een woning. De voorzieningenrechter oordeelt dat de ouders dat recht niet hebben. In zijn overwegingen daartoe heeft de rechter aandacht besteed aan de omstandigheid dat nog onvoldoende duidelijk is hoe groot de totale schade zal zijn en dat bovendien de verschillende schadecomponenten niet zonder meer bij elkaar kunnen worden genomen (in financiële zin) om daar vervolgens een woning van te kopen. Een belangrijk punt in dat verband is het feit dat de zoon zijn leven lang zorg nodig zal hebben en het niet zeker is dat de ouders zelf die zorg kunnen blijven bieden.
Terugvordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
De laatste uitspraak die ik eruit licht, betreft een vermeende fraudezaak (GZR 2016-0388). Aan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden lag de vraag voor of Stichting Medisch Centrum Rhijnauwen (MCR) door Achmea vergoede laboratoriumonderzoeken moet terugbetalen. Voorts lag de vraag voor of de bestuurders van het behandelcentrum onrechtmatig hadden gehandeld omdat hun persoonlijk een ernstig verwijt zou kunnen worden gemaakt van het feit dat de laboratoriumonderzoeken onverschuldigd zijn vergoed. Het hof oordeelt wat de gestelde onverschuldigde betaling betreft, dat een redelijke uitleg van de polisvoorwaarden met zich brengt dat laboratoriumonderzoek op aanvraag vanuit de eerste lijn slechts wordt vergoed als een huisarts het onderzoek aanvraagt. Er was dus geen dekking voor laboratoriumonderzoek op aanvraag vanuit de eerste lijn door niet-huisartsen. Dat betekent dat Achmea de laboratoriumonderzoeken in beginsel onverschuldigd heeft betaald, aldus het hof. Anders dan de rechtbank oordeelt het hof echter ook dat het, in het licht van alle omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Achmea bedragen terugvordert op grond van onverschuldigde betaling vanaf het moment dat zij op de hoogte was van een declaratie die niet was gedekt en waardoor bij haar het vermoeden ontstond dat er door of namens MCR declaraties werden ingediend waaraan geen aanvraag van een huisarts ten grondslag lag, op grond waarvan Achmea nader onderzoek heeft gedaan. Op dat moment had het volgens het hof op de weg van Achmea gelegen om MCR daarvan op de hoogte te stellen, hetgeen zij heeft nagelaten. Wat het gestelde onrechtmatig handelen betreft, oordeelt het hof dat de bestuurders geen ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. De omstandigheden waren van dien aard dat de bestuurders de indruk konden krijgen dat de onderzoeken voor vergoeding in aanmerking kwamen.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates
Hof
- Gerechtshof Den Haag Anders dan de kantonrechter oordeelt het hof in hoger beroep dat er bij het gunnen van een taxivervoeropdracht in een WMO-situatie geen sprake is van overgang van onderneming. Er is immers geen sprake van een overname van wezenlijke activa (zoals taxi’s) en ook niet van een overname van een wezenlijk deel van het personeel. De overgang van het klantenbestand, het overzicht van de reeds geboekte ritten en het bestand met bijzondere wensen van pashouders, leggen naar het oordeel van het hof onvoldoende gewicht in de schaal. 18-10-2016
- Gerechtshof Den Haag In deze zaak gaat het om een werkgever die weigert de arbeidsovereenkomst met een werkneemster na twee jaar arbeidsongeschiktheid te beëindigen. Hij ontloopt daarmee de verplichting om de transitievergoeding aan werkneemster te betalen. Het slapend laten voortbestaan door werkgever van de arbeidsovereenkomst van partijen om op die manier te ontkomen aan het betalen aan werkneemster van de transitievergoeding bij het einde van de arbeidsovereenkomst, is rechtens niet ongeoorloofd. 14-10-2016
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Op grond van artikel 2.5.1 eerste lid van de Invoerings- en aanpassingswet Zvw is een verzekeringsplichtige op grond van de Ziekenfondswet die voor 16 december 2005 van zijn ziekenfonds of zijn ziektekostenverzekeraar een aanbod heeft ontvangen tot het sluiten van een zorgverzekering met een in dat aanbod aangewezen zorgverzekeraar, met ingang van 1 januari 2006 volgens de in dat aanbod aangeduide variant van de zorgverzekering bij die zorgverzekeraar verzekerd, tenzij hij degene die het aanbod deed voor die datum heeft laten weten het aanbod te verwerpen. Dit aanbod heeft volgens het hof ook betrekking op medeverzekerden. 11-10-2016
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch In deze zaak gaat het om het ontbinden van het dienstverband met een laboratorium-assistent die, in privétijd, gedurende anderhalf jaar handelde in illegale en verdovende middelen (die niet van werkgever afkomstig waren). Het dienstverband wordt ontbonden zonder transitievergoeding omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Hierbij speelt de functie en de kennis en kunde van werknemer een belangrijke rol. 06-10-2016
- Gerechtshof Den Haag Onregelmatigheidstoeslag maakt deel uit van het loon over vakantiedagen. Werken in het weekend en in de avonden maakt in dit geval immers intrinsiek deel uit van de functie. 13-09-2016
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Achmea heeft aan Stichting Medisch Centrum Rhijnauwen (MCR) onverschuldigd laboratoriumonderzoeken vergoed. De bedragen die betrekking hebben op de periode juli 2009 tot juli 2010 kunnen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van MCR worden teruggevorderd omdat Achmea in die periode bekend was met de onjuiste declaraties met betrekking tot de laboratoriumonderzoeken. Het hof is van oordeel dat voor een veroordeling van de bestuurder van MCR vereist is dat hem een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt van de wijze waarop de facturen voor de laboratoriumonderzoeken aan Achmea zijn gedeclareerd. Het hof is van oordeel dat de bestuurder ter zake niet een zodanig ernstig verwijt kan worden gemaakt. 06-09-2016
Rechtbank
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant In deze zaak is de vraag aan de orde of een werkgeefster onregelmatigheidstoeslag verschuldigd is over de vakantie- en verlofuren van een werknemer, verpleegkundige. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Het beroep van werkgeefster op rechtsverwerking, onregelmatigheid van de ORT en de redelijkheid en de billijkheid wordt door de kantonrechter niet gehonoreerd. 19-10-2016
- Rechtbank Rotterdam Deze zaken hebben betrekking op de boetes die de ACM heeft opgelegd aan eiseressen wegens overtreding van het kartelverbod van artikel 6 Mededingingswet. Volgens de ACM hebben eiseressen, beide actief op het gebied van contractueel taxivervoer, mededingingsbeperkende afspraken gemaakt ten aanzien van aanbestedingen van contractueel taxivervoer in Rotterdam. De rechtbank oordeelt dat de ACM onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de geografische markt, waardoor niet kan worden vastgesteld of de gemaakte afspraak de mededinging slechts in (zeer) geringe mate zou kunnen beperken en/of eiseressen een geslaagd beroep op artikel 7 Mededingingswet kunnen doen. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond en vernietigt het bestreden besluit. 13-10-2016
- Rechtbank Midden-Nederland Eisers in deze voorzieningenprocedure zijn de ouders van een jongen die niet geboren zou zijn, waren de ouders bekend geweest met de spierziekte waar hij thans aan lijdt. Gedaagde, het ziekenhuis, heeft aansprakelijkheid erkend. De ouders vorderen primair de veroordeling van gedaagde tot betaling van een zodanig voorschot dat zij een (dure/aangepaste) woning kunnen aanschaffen. De voorzieningenrechter wijst deze vordering, evenals de subsidiaire vorderingen, af. 28-09-2016
- Rechtbank Overijssel Een werkneemster heeft jarenlang krachtens arbeidsovereenkomst gewerkt. Deze overeenkomst gaat op enig moment over in een (leer-)arbeidsovereenkomst, waardoor haar arbeidsovereenkomst eindigt. Werkneemster is het hier niet mee eens. De kantonrechter oordeelt dat het beëindigen van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. Werkneemster heeft niet ingestemd met het einde van de arbeidsovereenkomst. Een (leer-)arbeidsovereenkomst is niet tot stand gekomen omdat er geen sprake is van (onvoorwaardelijke) aanvaarding door de werkneemster. De werkgever moet het loon doorbetalen, maar de eis tot wedertewerkstelling wordt afgewezen omdat werkneemster niet aan de wettelijke kwalificaties voldoet. 26-09-2016
- Rechtbank Rotterdam In deze zaak gaat het om een aantal longartsen, die onder meer stellen recht te hebben op een vergoeding voor opgebouwde goodwill. Zij vormden een maatschap en waren op basis van toelatingsovereenkomsten werkzaam in een ziekenhuis dat failliet ging. Zij zijn deels in het gelijk gesteld omdat de gedaagden in deze procedure (de overnemende ziekenhuizen) ongerechtvaardigd zijn verrijkt. 31-08-2016
Centrale Raad van Beroep
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Het gaat in de onderhavige procedure om het handelen van een arts-assistent, internist en internist-oncoloog. Klagers, de echtgenoot en de dochters van de overleden patiënte, hebben tegen deze drie artsen klachten ingediend, de uitspraken van het Regionaal Tuchtcollege zijn tegelijk behandeld en worden hier samengevat. Naar mening van klagers zijn verweerders tekortgeschoten in hun zorgplicht en informatieplicht. De internist-oncoloog wordt eveneens verweten dat hij tekort is geschoten in de begeleiding van de inmiddels overleden patiënte en haar familie. Het college verklaart de klachten ongegrond. 19-10-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Het gaat in deze procedure om het handelen van een cardioloog. Het inleidend klaagschrift bevat vier klachten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft een klacht gedeeltelijk gegrond verklaard, de klachten voor het overige afgewezen en de cardioloog de maatregel van waarschuwing opgelegd. In het beroep ligt uitsluitend de klacht voor dat verweerder naar mening van klagers, de echtgenote en zoon van de overleden patiënt, onzorgvuldig heeft gehandeld door patiënt niet door te verwijzen naar een vaatspecialist nadat hij (als nevenbevinding) een aneurysma van de abdominale aorta (AAA) met een doorsnede van 4,6 centimeter had geconstateerd. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege is het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder patiënt niet direct naar een vaatspecialist heeft verwezen. Het beroep wordt verworpen. 13-10-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle In deze zaak gaat het om een klacht tegen een tandarts naar aanleiding van het afbreken van een vijl bij een wortelkanaalbehandeling. De tandarts heeft haar werk echter zorgvuldig gedaan en heeft van al haar werkzaamheden aantekening in het dossier gehouden. Het verwijt dat verweerster de door klager extra gemaakte (reis)kosten niet heeft vergoed, is evenmin gegrond. Van een in dat verband gemaakte prijsafspraak is niet gebleken. De klacht is kennelijk ongegrond. 11-10-2016
Uitspraken zonder ECLI
- College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd Moeder (klaagster) heeft een dochter (A) uit een vorig huwelijk. Tijdens gesprekken met de schoolmaatschappelijk werker (beklaagde) kwam naar voren dat A veel druk ervaart die vanuit thuis op haar schoolprestaties wordt gelegd. Tijdens een gesprek tussen klaagster en beklaagde heeft beklaagde aangegeven dat A graag tijdelijk bij haar vader zou willen wonen. Klaagster klaagt dat zij onvoldoende op de hoogte was van de inhoud van de gesprekken tussen beklaagde en A en houdt beklaagde verantwoordelijk voor de onoverbrugbare verwijdering tussen haarzelf en A. Het college oordeelt de laatste klacht ongegrond maar oordeelt de eerste gegrond. Het college is van oordeel dat beklaagde onvoldoende heeft gereflecteerd op de gevolgen die haar aanpak kon hebben op klaagster. Beklaagde heeft niet gehandeld zoals het een redelijk zorgvuldig en bekwaam handelend jeugdprofessional betaamt. Het college legt een waarschuwing op. 2016-02-09
- College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd In de Richtlijn crisisplaatsing voor jeugdhulp en jeugdbescherming staan de criteria beschreven voor een spoeduithuisplaatsing. Het moet in dat geval gaan om een situatie waarin de jeugdige of een gezinslid direct fysiek gevaar loopt. De jeugdprofessional moet conform de Beroepscode voor de Jeugdzorgwerker kunnen motiveren waarom hij van mening is dat er sprake is van een dergelijke situatie. In de onderhavige zaak heeft de gezinsvoogd (beklaagde) gemotiveerd waarom er naar zijn mening sprake was van een situatie waardoor een spoeduithuisplaatsing nodig was. Het college acht dit onvoldoende gemotiveerd en oordeelt dat er geen sprake is van een situatie waarin een spoeduithuisplaatsing nodig was. Dat de rechter het verzoek heeft toegewezen doet hier niet aan af. Door het handelen van beklaagde heeft de moeder (klaagster) geen gelegenheid gehad om met haar kinderen naar een uithuisplaatsing toe te werken. Het college oordeelt dat deze situatie het vertrouwen in de jeugdzorg niet bevordert en legt daarom een waarschuwing op. 2016-02-23
- College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd Het gaat in deze zaak om een aantal beslissingen van gezinsvoogden over een kind. Klaagsters (grootmoeder en oudtante) voelen zich onvoldoende betrokken bij die beslissingen. Het College van Beroep is van oordeel dat er in de communicatie tussen de jeugdzorginstelling en klaagsters het een en ander is misgegaan. Er is sprake van een tijdsverloop van vele jaren voor de data van registratie van verweersters. Het verzoek van grootmoeder om de omgangsregeling uit te breiden is bij drie gerechtelijke instanties afgewezen en de omgangsregeling is in de loop der jaren beperkt en uiteindelijk stopgezet omdat het kind geen omgang meer wenste. Het college oordeelt dat verweersters de lijn van de gerechtelijke instanties en de zorginstelling hebben voortgezet omdat de in het verleden gemaakte fouten niet meer recht te trekken waren. Het college verklaart het beroep derhalve op alle onderdelen ongegrond. Het college besteedt eveneens aandacht aan het begrip 'belanghebbende' in deze uitspraak en aan het toepassingsbereik van het tuchtrecht SKJ. 2016-06-07
- College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd In deze uitspraak wordt besproken dat het van groot belang is dat ook in complexe situaties de jeugdprofessional blijft werken aan een goede samenwerking en communicatie met de ouders. Dit blijkt ook uit de Beroepscode. In deze zaak oordeelt het college dat niet kan worden vastgesteld dat beklaagde met zijn handelen buiten de grenzen van een bekwame beroepsuitoefening is getreden. De klachten van klaagster (de moeder) worden ongegrond verklaard omdat deze klachten betrekking hebben op gebeurtenissen die niet zijn vast te stellen door het college, niet volgen uit de stukken en gemotiveerd zijn weerlegd door beklaagde. 2016-01-07
- College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd In deze zaak gaat het om de klacht van klager over het handelen van beklaagde. Het college oordeelt dat beklaagde beter had moeten uitleggen hoe de verdeling van haar taken tussen twee instellingen geregeld was en dat beklaagde onvoldoende zorgvuldig is omgegaan met de verleende toestemming om informatie bij derden op te vragen. Doordat de manier van handelen van beklaagde mede is veroorzaakt door onduidelijkheden in de organisatie van de instelling, omdat beklaagde vanwege haar leeftijd inmiddels niet meer werkzaam is in de jeugdzorg en soortgelijke klachten naar tevredenheid al zijn besproken, legt het college geen maatregel op. 2016-03-08
- College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd Moeder (klaagster) wordt uit het gezag ontheven en verwijt de gezinsvoogd (beklaagde) dat er leugens over haar worden verteld en dat haar privacy wordt geschonden. Ook zou beklaagde met haar dochter (A) naar de huisarts zijn gegaan, zonder haar medeweten. Het college oordeelt dat klaagster haar klachten niet heeft onderbouwd en is ervan overtuigd geraakt dat beklaagde zich heeft ingespannen om klaagster ter wille te zijn. Met betrekking tot de privacyschending is klaagster mogelijk uit het oog verloren dat zij uit het gezag is ontheven, en dat zij na de uitvoering van de ondertoezichtstelling geen recht meer heeft op dit soort informatie. 2016-04-05
- College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd Vader (klager) heeft een dochter die onder toezicht is gesteld. De gezinsvoogd (beklaagde) heeft het verzoek van de dochter om met haar een gesprek aan te gaan ingewilligd, zonder dat vader geïnformeerd was en om toestemming was gevraagd. Het college overweegt dat de Beroepscode voor de jeugdzorgwerker verlangt dat de wens van de ouder ook dient te worden gerespecteerd. Beklaagde had toestemming moeten vragen aan klager. Het is onvoldoende gebleken welke belangen van klager zijn meegewogen in de beslissing en waarom het belang van de dochter de doorslag heeft gegeven. Ook is niet gebleken dat beklaagde naar andere, minder ingrijpende oplossingen heeft gezocht. Het college legt een waarschuwing op. De overige klachten zijn ongegrond verklaard. 2016-02-09
- College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd Moeder (klaagster) klaagt over slechte communicatie en samenwerking van de gezinsvoogd (beklaagde) met betrekking tot de omgangsregeling van haar zoon met de vader. Zonder overleg met de moeder heeft beklaagde de omgangsregeling met vader uitgebreid. Het college stelt vast dat beklaagde onvoldoende heeft kunnen uitleggen dat de veiligheid van het kind voldoende gewaarborgd is bij uitbreiding van de omgangsregeling. Ook wat betreft de samenwerking met klaagster heeft beklaagde zich onvoldoende ingespannen. Dat beklaagde heeft meegedeeld aan vader dat klaagster een klacht tegen haar heeft ingediend heeft geleid tot een negatieve uitwerking op de relatie tussen vader en klaagster. Beklaagde heeft geen belangenafweging gemaakt voordat ze dit nieuws deelde met de vader, dit had ze wel moeten doen. Hierdoor heeft beklaagde in strijd met de beroepscode gehandeld. Beklaagde heeft de beroepsregels geschonden maar ter zitting is gebleken dat zij beschikt over reflectief vermogen en dat zij actief bezig is met haar professionele ontwikkeling. Hierdoor acht het college de maatregel van waarschuwing passend. 2016-03-07