Naar boven ↑

Update

Nummer 19, 2016
Uitspraken van 15-09-2016 tot 28-09-2016
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan, klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Afspraak is afspraak
De eerste uitspraak waar ik u op wijs, is afkomstig van de Rechtbank Midden-Nederland (GZR 2016-0343). Onderwerp van het voorgelegde geschil is de beëindiging van een zorgverzekering door zorgverzekeraar Zilveren Kruis, rechtsopvolger van Agis. Zilveren Kruis ging daartoe over omdat naar zijn mening de verzekerde niet voldeed aan de eisen van de Zorgverzekeringswet; de verzekerde woont sinds 1985 op Cyprus. In 2009 had Agis de verzekerde echter bericht dat deze (toch) onder bijzondere omstandigheden een zorgverzekering was aangegaan. De rechter was dan ook van mening dat Zilveren Kruis de zorgverzekering niet had kunnen beëindigen; als rechtsopvolger van Agis was hij gebonden aan de afspraak van Agis met de verzekerde, welke afspraak de rechtbank als een vaststellingsovereenkomst kwalificeert. Dat een en ander een precedent zou kunnen scheppen of moeilijk te administreren is, maakt het oordeel (uiteraard) niet anders, aldus de rechtbank.

Code Verantwoordelijk Marktgedrag Thuisondernemingen niet noodzakelijkerwijs leidend
De volgende uitspraak die ik onder uw aandacht breng, ziet op het leveren van thuiszorg (GZR 2016-0345). In 2012 heeft een aantal Gooise gemeenten daartoe een gezamenlijke inkoopprocedure gehouden en een overeenkomst gesloten. De overeenkomst is verlengd tot 1 januari 2017. In 2016 besloten de gemeenten over te gaan tot een nieuwe inkoopprocedure op basis van een tariefstelling conform een door de gemeenten geëntameerd kostprijsonderzoek. De huidige aannemers zijn hiertegen in het geweer gekomen, stellende dat de tarieven in strijd zouden zijn met artikel 2.6.6. Wmo 2015; het tarief zou niet kostendekkend zijn. De voorzieningenrechter gaat echter niet mee in dat betoog. Volgens de voorzieningenrechter is bij het kostprijsonderzoek (voldoende) rekening gehouden met de loonkosten van het in te zetten personeel volgens de geldende cao. Daarnaast is de kostenopslag die door het bureau is gehanteerd vergelijkbaar met die in andere onderzoeken en ook met die van de Code Verantwoordelijk Marktgedrag Thuisondernemingen. Daarnaast valt volgens de voorzieningenrechter niet in te zien dat de noodzakelijke goede verhouding tussen prijs en kwaliteit, zoals bedoeld in artikel 2.6.6. Wmo 2015, vereist dat de tarieven worden vastgesteld conform de Code Verantwoordelijk Marktgedrag Thuisondernemingen. Die code dient te voorkomen dat er te veel nadruk wordt gelegd op een zo laag mogelijke prijs, maar daarvan is volgens de rechter hier geen sprake.

Niet-ontvankelijk in klacht jegens een arbiter
Een uitspraak waar ik u ook op wijs, betreft een ontvankelijkheidsoordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat is bevestigd door het Centraal Tuchtcollege (GZR 2016-0351). De klager in kwestie, een cardioloog, had een tuchtprocedure aangespannen tegen een van de arbiters die eerder een oordeel had geveld in een geschil tussen de cardioloog en de andere maten van zijn maatschap. Het Regionaal Tuchtcollege achtte de klager echter niet-ontvankelijk, omdat (i) het oordeel van de arbiter geen weerslag had op de individuele gezondheidszorg en (ii) er geen sprake was van handelen in strijd met artikel 47 lid 1 aanhef en onder b Wet BIG. Het Centraal Tuchtcollege bevestigde deze uitspraak door het hoger beroep daartegen te verwerpen.

Over een kelderluik en een trolley
Interessant is ook het arrest van Gerechtshof Amsterdam met betrekking tot de toepassing van de kelderluikcriteria in een medische aansprakelijkheidskwestie (GZR 2016-0353). Het hof paste de criteria toe om te beoordelen of het VU medisch centrum aansprakelijk is voor de gevolgen van de val van een patiënte van een trolley(bed). Het hof kwam tot de eindconclusie dat die aansprakelijkheid inderdaad bestaat nu de SEH-verpleegkundige bedacht had moeten zijn op het feit dat het niet tot de patiënte doordrong dat zij van de trolley kon vallen. Voorts geldt op SEH-afdelingen van ziekenhuizen dat het uit bed vallen een algemeen gevaar is. Gezien de afmetingen van de trolley was de kans aanmerkelijk dat de patiënte bij onrustig gedrag van de trolley zou vallen. Dat een val van de trolley voorzienbaar tot ernstige gevolgen, in de vorm van, al dan niet blijvend, serieus letsel zou kunnen leiden staat als zodanig niet ter discussie, aldus het hof verder. Bovendien had het ziekenhuis voorzorgsmaatregelen kunnen nemen door ofwel meer toezicht ofwel een veiliger bed.

Belang van de waarheidsvinding prevaleert
De laatste uitspraak waar ik uw aandacht voor vraag ziet op het beroepsgeheim van een aantal kinderartsen (GZR 2016-0355). De Rechtbank Overijssel oordeelde in een strafzaak betreffende de dood van een baby en de verdenking dat dit het gevolg was van mishandeling van de baby dat doorbreking van het beroepsgeheim gerechtvaardigd was; er deed zich hier een zeer uitzonderlijke omstandigheid voor waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt moet prevaleren boven het verschoningsrecht. In dat verband heeft de rechtbank benadrukt dat:
(i) er sprake is van een verdenking van een zeer ernstig misdrijf, te weten doodslag dan wel zware mishandeling de dood ten gevolge hebbend met betrekking tot een negen maanden oude baby;
(ii) er aanwijzingen zijn dat eerder letsel is toegebracht;
(iii) de vader verklaard heeft dat hij en de moeder hun zorgen hebben geuit bij het ziekenhuispersoneel over de behandeling van hun kind, welke verklaring kan worden geverifieerd aan de hand van hetgeen daarover is gedocumenteerd;
(iv) de gegevens niet op andere wijze kunnen worden verkregen;
(v) de gevorderde gegevens met uitzondering van de psychologische dossiers van de vader en de moeder van cruciaal belang zijn voor het aan de dag brengen van de waarheid;
(vi) voor wat betreft het individuele met het verschoningsrecht gediende belang de rechtbank het van aanzienlijk belang vindt dat de ouders, onder wie ook de verdachte in de strafzaak, toestemming verlenen, 'op grond van welke omstandigheid verondersteld mag worden dat het beroep op het verschoningsrecht niet kan dienen tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de (overleden) patiënt';
(vii) iedere ouder van een kind waarbij de mogelijkheid van kindermishandeling wordt geconstateerd, wil dat elke denkbare oorzaak of bijdrage aan het gevolg ervan wordt onderzocht en elke mogelijke twijfel over de duiding van het letsel wordt weggenomen.

Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Deze keer treft u een annotatie van de hand van Bas van Schelven (van Doorne Advocaten) bij een arrest van het Gerechtshof Den Haag 2 augustus 2016 (GZR 2016-0325). Het geschil gaat over de betaling van een rekening voor psychologische zorg. Het hof bekrachtigde het oordeel van de kantonrechter dat de patiënt de factuur moest voldoen, ook al bleek eerst achteraf dat de zorgverzekeraar de factuur niet vergoedde. Bas gaat in op de vraag hoe dit oordeel zich verhoudt tot artikel 38 van de Wet Marktordening gezondheidszorg. In het eerste lid van dat artikel is bepaald dat zorgaanbieders hun patiënten tijdig en zorgvuldig moeten informeren omtrent het voor de prestatie in rekening te brengen tarief.

Scripties
Tot slot vraag ik uw aandacht voor twee nieuwe scripties. De eerste scriptie is afkomstig van Floor Goekoop (Universiteit van Amsterdam). Zij heeft onderzocht hoe het zit met het recht op gezondheidszorg voor asielzoekers. Is er wel sprake van gelijke toegang tot zorg als het gaat om ingezetenen en asielzoekers? Floor beantwoordt deze vraag en doet een aantal aanbevelingen.

De tweede scriptie is afkomstig van Samantha Abbing (Rijksuniversiteit Leiden). Samantha vergeleek de rechtspositie van minderjarigen in het wetsvoorstel verplichte GGZ en de Wet BOPZ en deed onderzoek naar de verenigbaarheid van het wetsvoorstel verplichte GGZ met het EVRM en het IVRK. Samantha concludeert dat er nog wel het een en ander kan worden verbeterd als het gaat om de rechtspositie van minderjarigen. Ook zij doet daarom een aantal aanbevelingen. Nieuws De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Onze zoekfunctie
Wist u dat GZR Updates uit meer bestaat dan deze nieuwsbrief en de mogelijkheid om kennis te nemen van annotaties? Alle door onze redactieleden zorgvuldig geselecteerde en samengevatte uitspraken komen in een database. GZR Updates biedt de mogelijkheid om op doeltreffende wijze de database te doorzoeken, zodat u de voor u relevante uitspraken kunt vinden. Zie hier voor de mogelijkheden.

Binnenkort wordt GZR Updates overigens uitgebreid met een nieuwe categorie: de categorie ‘Zorg en Jeugd’. U treft hier tuchtuitspraken op het gebied van de jeugdzorg.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hof

Rechtbank

Tuchtcolleges