Naar boven ↑

Update

Nummer 17, 2016
Uitspraken van 19-08-2016 tot 01-09-2016
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Patiënt dient zelf na te gaan of zorgverzekeraar behandeling vergoedt
De eerste uitspraak waar ik u op wijs, betreft een arrest van het Gerechtshof Den Haag (GZR 2016-325). Een patiënt is tussen 2011 en 2012 in behandeling geweest bij een psychiater. Nadat de behandeling was afgerond, bleek dat de zorgverzekering van de patiënt de behandeling niet vergoedt; ook weigert de patiënt de factuur van ongeveer € 4500 te voldoen. De psychiater vordert bij de kantonrechter met succes dat de patiënt wordt veroordeeld tot betaling. In hoger beroep stelt de patiënt zich op het standpunt dat geen geneeskundige behandeling naar Nederlands recht is overeengekomen. Het hof oordeelt anders, namelijk dat de overeenkomst wel degelijk wordt beheerst door Nederlands recht, nu de patiënt tijdens de behandeling in Nederland woonde, de psychiater praktijk hield en houdt in Nederland en de volledige behandeling in Nederland heeft plaatsgevonden. Het uitgangspunt is dat de patiënt zelf nagaat of de zorgverzekeraar een behandeling vergoedt, en of hij, indien dit eventueel niet zo is, zelf de kosten van een behandeling kan dragen. Het is in principe de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt om, indien vereist, toestemming of machtiging voor een behandeling door een zorgverlener te vragen. De opmerking van de psychiater bij de aanvang van de behandeling, dat zij bekend was met de zorgverzekeraar 'Van Breda International' en dat zij voor financiële afhandeling zou zorgdragen, is onvoldoende om deze verantwoordelijkheid van de patiënt en het risico dat geen dekking wordt verleend onder de zorgverzekeringspolis over te laten gaan op de psychiater. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.

College van Medisch Toezicht schrapt arts uit register wegens misbruik opiaten
De tweede lezenswaardige uitspraak is afkomstig van het College van Medisch Toezicht (hierna: CMT) (GZR 2016-0328). De IGZ heeft voor het CMT een arts voorgedragen die sinds zijn jeugd kampt met verslavingsproblematiek en op latere leeftijd verslaafd is geraakt aan opiaten. De arts ontvreemdde opiaten bij de instanties waar hij werkzaam was. In 2014 is de arts op verzoek van de IGZ onderzocht door een psychiater; in 2016 is de arts op eigen verzoek onderzocht door een andere psychiater. Tegen deze achtergrond dient het CMT de vraag te beantwoorden of de arts al dan niet geschikt is zijn beroep uit te oefenen en of er redenen zijn hem uit het artsenregister te doen verwijderen dan wel zijn beroepsuitoefening met bijzondere waarborgen te omkleden. Het CMT leidt uit beide deskundigenrapporten af dat bij de arts gedurende het overgrote deel van zijn leven sprake was van alcohol- en middelenmisbruik. Om aan bepaalde middelen te komen, heeft de arts strafbare feiten gepleegd. Hoewel er ook periodes waren waarin geen sprake was van misbruik, heeft de arts meerdere malen een (ernstige) terugval gehad. Het betoog van de arts dat hij enkel in het weekend gebruikmaakte van de opiaten en er geen risco’s voor patiënten (zijn) ontstaan faalt: het algemene belang van de individuele gezondheidszorg dient in casu te prevaleren boven het individuele belang van de arts. Ten overvloede overweegt het CMT dat het van weinig zelfinzicht getuigt dat de arts een opleiding tot psychiater is gestart, nu dat beroep hem op allerlei manieren de toegang kan bieden tot opiaten. Bovendien vindt de opleiding in het buitenland plaats, volledig buiten het zicht van de IGZ en bestaat er geen zicht op de psychotherapeutische behandeling waarvan de arts melding heeft gemaakt. Het CMT haalt de inschrijving van de arts in het register door en schorst bij wijze van voorlopige voorziening de inschrijving van de arts in het register met onmiddellijke ingang.

College van Medisch Toezicht legt arts met persoonlijkheidsstoornis bijzondere voorwaarden op bij beroepsuitoefening
Een derde uitspraak waar ik uw aandacht voor vraag, is eveneens afkomstig van het College van Medisch Toezicht (hierna: CMT) (GZR 2016-329). De IGZ heeft een arts voorgedragen voor het CMT wegens diens geestelijke gesteldheid en gewoonte van drankmisbruik. In deze zaak ging het om het volgende. De IGZ heeft in 2014 twee meldingen ontvangen over de arts. De eerste melding kwam van de huisarts van de toenmalig echtgenote van de arts naar aanleiding van een voorval waarbij door de arts aan zijn echtgenote toegediende medicatie ernstige complicaties heeft veroorzaakt. Een tweede melding was afkomstig van de Dienst Justitiële Inrichtingen, omdat de arts mogelijk onder invloed van alcohol zou hebben gewerkt. In 2014 wordt de arts op verzoek van de IGZ onderzocht door psychiater G. De vragen die voorliggen bij het CMT zijn of de arts wegens zijn geestelijke of lichamelijke gesteldheid of wegens de gewoonte van drankmisbruik of van misbruik van middelen de geschiktheid tot het uitoefenen van zijn beroep moet worden geacht te missen en of hij in staat kan worden geacht zijn werkzaamheden als arts naar behoren te verrichten; hierbij bekijkt het CMT ook of de arts mogelijk zijn beroep wel kan uitoefenen na door het CMT te stellen bijzondere waarborgen. Uit het deskundigenrapport concludeert het CMT dat de arts lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis NAO met vermijdende en schizoïde trekken en dat hij in ieder geval vanaf de zomer van 2012 in toenemende mate de controle over zichzelf en zijn alcohol- en middelengebruik kwijt is. Dit heeft geleid tot ernstig onprofessioneel gedrag waarbij de patiëntveiligheid in gevaar is gekomen. Voor wat betreft de alcoholverslaving begrijpt het CMT dat die in het bijzonder te maken heeft gehad met diverse ‘life events’. Het CMT is van oordeel dat de arts zelfinzicht toont in zijn problematiek en de risico’s die een terugval kunnen veroorzaken. Het CMT stelt bijzondere voorwaarden aan de beroepsuitoefening van de arts teneinde terugval of disfunctioneren te voorkomen.

Bedrijfsarts handelt onzorgvuldig door rapport uitsluitend te baseren op dossieronderzoek
Een vierde lezenswaardige uitspraak ziet op een door het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam gewaarschuwde bedrijfsarts (GZR 2016-0332). Klager woont samen met zijn echtgenote en drie kinderen in een woning op de eerste verdieping met een trap aan de buitenzijde van het huis. Vanwege complexe medische en psychische problematiek kan klager geen gebruikmaken van een trap of lift. In de periode 2006-2014 heeft klager vier maal een urgentieverklaring voor een andere woning aangevraagd op medische gronden. Deze is meerdere malen verleend en weer ingetrokken omdat klager onvoldoende had gereageerd op passende woningen. Hierover zijn verschillende procedures gevoerd. De gemeente waar klager met zijn familie woonde heeft in 2014 de bedrijfskundige dienst waar verweerster werkzaam is verzocht te onderzoeken of bij klager sprake was van een situatie waardoor urgentie zou moeten worden verstrekt. Tegen deze achtergrond heeft verweerster klager uitgenodigd voor een gesprek en onderzoek. Toen bleek dat dit onderzoek zou plaatsvinden op de vierde etage die bereikbaar was per lift en trap, gaf echtgenote van klager hierop aan dat dit vanwege de gezondheidsproblemen van klager niet mogelijk was. Klager en zijn echtgenote zijn daarop vertrokken zonder een nieuwe afspraak te maken. Verweerster heeft op dezelfde dag op basis van dossieronderzoek inzake eerdere bezwaarschriften en informatie van medische behandelaars van klager die de gemeente had verstrekt, haar rapport opgesteld waarin zij aangaf dat er onvoldoende bewijs was dat bij klager sprake is van een medisch onhoudbare situatie. Klager verwijt verweerster onder andere dat zij een rapport heeft uitgebracht zonder klager zelf onderzocht te hebben. Het RTG verklaart deze klacht gegrond en oordeelt dat de door verweerster gevolgde werkwijze niet conform de medisch-professionele standaard was. Het RTG stelt hierover: ‘Gezien bovengenoemde omstandigheden – het doel en het belang van het onderzoek, de geëscaleerde en gejuridiseerde context van het onderzoek en de complexe medische voorgeschiedenis van klager – en het feit dat het onderzoek van klager op voorhand door verweerster wel noodzakelijk werd geacht, maar door logistieke omstandigheden niet heeft kunnen plaatsvinden, beoordeelt het college de werkwijze van verweerster als niet zorgvuldig naar de tuchtrechtelijke maatstaven'. Onder de genoemde omstandigheden kon verweerster niet volstaan met het opstellen van een rapport zonder eigen onderzoek te verrichten. Het RTG waarschuwt verweerster.

Teamleider niet tuchtrechtelijk aansprakelijk voor luchtkwaliteit op afdeling 
De laatste uitspraak waar ik uw aandacht voor vraag is afkomstig van het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle (hierna: RTG) (GZR 2016-0333). Klager verwijt verweerder, verpleger en teamleider in de instelling waar klager acht maanden verbleef, als verantwoordelijke voor het rookbeleid, dat de luchtkwaliteit op de afdeling beneden alle peil was. Ook verwijt klager verweerder dat hij onvoldoende heeft gezorgd voor leefruimtes zonder schadelijke stoffen, dat hij klager heeft tegengewerkt in het verkrijgen van een hogere bureaustoel en dat hij een klacht van klager niet heeft doorgestuurd naar de klachtencommissie. Het RTG verklaart klager ten aanzien van alle klachten niet-ontvankelijk. Verweerder heeft zich volgens het RTG bij het hem verweten handelen of nalaten niet begeven op het terrein waarop hij de deskundigheid bezit, behorende bij zijn inschrijving als verpleegkundige in het BIG-register. De door klager aangehaalde kwesties zijn handelingen die verweerder als teamleider/manager aanging, maar waarbij hij geen gebruik heeft gemaakt van zijn deskundigheid als verpleegkundige. Hierdoor is niet voldaan aan een van de noodzakelijke vereisten van de tweede tuchtnorm. Het andere vereiste, namelijk dat het handelen of nalaten voldoende weerslag moet hebben op de individuele gezondheidszorg is in deze zaak in het midden gebleven.

Annotaties
Ik maak u graag attent op onze annotaties. Dit keer treft u een annotatie van de hand van Jørgen Simons (Leijnse Artz) bij een beschikking van de Rechtbank Amsterdam (GZR 2016-0096). De rechtbank werd verzocht een oordeel te geven over de reikwijdte van het wettelijk verschoningsrecht van hulpverleners. Bijzonder aan deze zaak was dat de patiënt zelf degene was die in rechte verzocht om doorbreking van het beroepsgeheim van de betrokken hulpverleners. Jørgen geeft zijn visie op de uitspraak van de rechtbank in het licht van de tweeledige doelstelling van het verschoningsrecht. Zeer de moeite van het lezen waard!

Scripties
Verder maak ik u ook graag attent op onze scripties. Het academisch jaar 2015-2016 heeft geresulteerd in een groot aantal interessante scripties op het terrein van het gezondheidsrecht. In deze nieuwsbrief licht ik vier scripties voor u uit.

Allereerst wijs ik u op de scriptie van Erne van Proosdij (UvA). Erne heeft in haar scriptie onderzoek gedaan naar de verhouding tussen enerzijds het belang van digitale uitwisseling van medische gegevens via het EPD en anderzijds de belangen van het recht op privacy en het beroepsgeheim.

De tweede scriptie is van Elin Minjon (UvA). In het kader van een afstudeerdonderzoek bij het ministerie van VWS heeft Elin onderzocht in hoeverre het gebruik van restmateriaal ten behoeve van strafrechtelijke opsporing verenigbaar is met het medisch beroepsgeheim en doet zij aanbevelingen voor toekomstige wetgeving.

De derde scriptie waar ik u op wijs is van de hand van Lisa Malipaard (UvA). Naar aanleiding van de voorgenomen bestuurlijke fusie tussen AMC en VUmc onderzoekt Lisa bestaande knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen in het fusietoezicht door de ACM en de NZa.

Tot slot is de scriptie van Elsemarie van Zanten (UvA) toegevoegd aan onze scriptiebank. Elsemarie stelt de vraag centraal of het juridisch gezien mogelijk en wenselijk is om een vaccinatieplicht voor werknemers in de gezondheidszorg in te voeren, en zo ja, onder welke condities dit dan dient te gebeuren.

Nieuws
De afgelopen maand verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Inzenden eigen rechtspraak 
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen 
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Astrid van der Wal
Redacteur GZR-Updates

Hof

Tuchtcolleges