Naar boven ↑

Update

Nummer 16, 2016
Uitspraken van 04-08-2016 tot 18-08-2016
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Huisarts schendt beroepsgeheim door diffamerende uitspraken over patiënte
De eerste lezenwaardige uitspraak is de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven (hierna: RTG) (GZR 2016-304). Klaagster heeft een klacht ingediend tegen haar huisarts, verweerster, over de wijze waarop laatstgenoemde zich jegens derden, zoals de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) en de politie heeft uitgelaten over klaagster. Het ging in deze zaak om het volgende. Verweerster was sinds 2006 de huisarts van klaagster, destijds nog van het mannelijk geslacht, en haar gezin, bestaande uit de echtgenote van klaagster en hun drie kinderen. Vanaf 2013 zijn klaagster en echtgenote verwikkeld in een ‘vechtscheiding’. Klaagster heeft (mede) het gezag over de kinderen. Begin 2015 meldt echtgenote dat klaagster haar kinderen seksueel zou misbruiken. Op verzoek van verweerster zijn de kinderen door een kinderarts onderzocht, die concludeerde dat er geen tekenen van misbruik aanwezig zijn. Ook de Raad is bij het gezin betrokken. Bij een onderzoek heeft de Raad onder andere verweerster als huisarts benaderd. Klaagster heeft daarmee ingestemd, maar gaf aan dat door verweerster uitsluitend informatie over de kinderen gegeven mocht worden en niet over haar zelf. Volgens het rapport van de Raad heeft verweerster de volgende informatie verstrekt: klaagster heeft in detentie gezeten; er is opvoedondersteuning en videohometraining geadviseerd; de echtgenote van klaagster verkeert in een afhankelijke positie; klaagster zou vanwege een gendertransitie een psychologisch/psychiatrisch onderzoek krijgen, maar klaagster hield dit af; klaagster bestelde via internet haar medicatie/hormonen, waarbij verweerster niet was betrokken; klaagster liet bij verweerster een wisselend beeld zien; verweerster heeft geregeld geprobeerd om zaken over de kinderen met ouders bespreekbaar te maken. In maart 2015 heeft de politie de kinderen van klaagster aangemeld bij Veilig Thuis. Echtgenote van klaagster heeft in dit kader tegen de politie gezegd dat verweerster had aangegeven dat klaagster onberekenbaar was en stoornissen had. De politie heeft vervolgens verweerster gebeld om het verhaal van de melder te verifiëren, hetgeen verweerster gedaan heeft.
Het RTG oordeelt als volgt over de klacht van klaagster. Het RTG stelt vast dat verweerster, zonder toestemming van klaagster, (deels onjuiste) informatie over klaagster aan derden heeft verstrekt, vooral jegens de kinderarts, de Raad, de politie en de bij de kinderen betrokken jeugdinstelling. Verweerster heeft hiermee haar beroepsgeheim geschonden en heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Verweerster had, aldus het RTG, mede gelet op de voor klaagster diffamerende inhoud van haar mededelingen, behoren te wachten tot haar was gebleken van de schriftelijke instemming van klaagster. En in ieder geval had zij, toen zij de door haar gegeven informatie ter controle kreeg aangeboden, moeten eisen dat haar informatie over klaagster niet mocht worden opgenomen. Voorts moeten de mededelingen van verweerster naar het oordeel van het college deels als onjuist, onvolledig of tendentieus en daarmee ook als tuchtrechtelijk verwijtbaar worden aangemerkt. Het RGT berispt verweerster.    

Abrupt weglopen uit behandelkamer is onrechtmatige opzegging behandelovereenkomst
De tweede interessante uitspraak waar ik u op wijs, is eveneens afkomstig van het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven (hierna: RTG) (GZR 2016-306). Klaagster is voor het vullen van drie gaatjes bij verweerder, tandarts, op consult geweest. Tijdens de behandeling bleek sprake te zijn van een vierde gaatje. Dit gaatje is gevuld, waardoor een van de al voor de behandeling geconstateerde gaatjes niet meer kon worden gevuld. Een aantal weken later is klaagster teruggegaan naar verweerder voor het vullen van het laatste gaatje. Bij aanvang van dit consult heeft klaagster aan verweerder uitleg gevraagd over de vorige behandeling vanwege de pijnklachten die zij sindsdien ervoer. Klaagster had veel vragen en er ontstond een discussie. Op een bepaald moment heeft verweerder zich gerealiseerd dat klaagster geen vertrouwen in hem had. Vervolgens heeft hij zijn spullen in de gootsteen laten vallen en is zonder overleg met klaagster de behandelkamer uitgelopen en niet meer teruggekeerd. Het RTG oordeelt dat verweerder zijn patiënten moet informeren over de verschillende behandelingen. Zonder dergelijke uitleg kan geen sprake zijn van informed consent. Verder is met name onprofessioneel en ontoelaatbaar dat verweerder, op het moment dat hij en klaagster er blijkbaar niet samen uitkwamen, zonder verder overleg met klaagster zijn spullen heeft laten vallen en de behandelkamer heeft verlaten. Het RTG kan zich voorstellen dat de abruptheid waarmee verweerder de instrumenten in de gootsteen heeft laten vallen op klaagster dreigend is overgekomen. Dit gedrag is tevens in strijd met artikel 7:460 Burgerlijk Wetboek: hoewel een vertrouwensbreuk onder omstandigheden een ‘gewichtige reden’ kan zijn die eenzijdige opzegging van de behandelingsovereenkomst rechtvaardigt, had verweerder de behandeling moeten afmaken of in ieder geval moeten afronden, klaagster moeten mededelen dat hij haar zou behandelen totdat zij een nieuwe tandarts had gevonden en haar behulpzaam moeten zijn bij het vinden van een nieuwe tandarts. Verweerder heeft dit nagelaten. Het RTG legt verweerder de maatregel van berisping op.

Raadplegen EPD zonder behandelrelatie rechtvaardigt ontbinding arbeidsovereenkomst
De derde uitspraak waar ik uw aandacht voor vraag, is een uitspraak in een zaak die voorkwam bij het Gerechtshof Den Haag (GZR 2016-309). In deze zaak stond de vraag centraal of het Maasstad Ziekenhuis terecht is overgegaan tot ontslag op staande voet van een bij haar werkzame verpleger. Verpleger is sinds 1 augustus 2003 werkzaam bij Maasstad Ziekenhuis. Naar aanleiding van een op 12 november 2015 ontvangen anonieme e-mail, waarin verpleger wordt verweten in het vertrouwelijke dossier van een patiënt te hebben gekeken en informatie daarover aan derden te hebben verteld, stelt Maasstad Ziekenhuis een onderzoek in. Uit dat onderzoek blijkt dat verpleger zich –zonder medeweten en toestemming van de behandelend arts – tussen 9 oktober 2014 en 10 december 2014 twintig keer toegang heeft verschaft tot het elektronisch patiëntendossier (hierna: EPD) van een patiënt met wie hij geen behandelrelatie had. De patiënt was de broer van verplegers schoonzuster. De patiënt is eind 2014 overleden. Als gevolg van zijn handelen is verpleger eind november 2015 op staande voet ontslagen. Het gerechtshof oordeelt in hoger beroep, gelijk de kantonrechter, dat ontslag op staande voet in casu een te zware maatregel is. Voor de vaststelling of sprake is van een dringende reden die het ontslag op staande voet rechtvaardigt, dienen alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen. In dit geval acht het hof met name van belang dat enerzijds sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de verpleger, maar anderzijds dat hij ten tijde van het ontslag reeds twaalf jaar in dienst was en gesteld noch gebleken is dat zich tijdens zijn dienstverband eerder onregelmatigheden hebben voorgedaan. Ook acht het hof relevant dat het voor verpleger vanwege zijn leeftijd moeilijk zal zijn weer een baan te vinden en dat uit niets blijkt dat het personeel van Maasstad Ziekenhuis wist of moest begrijpen dat het onbevoegd inzien van een EPD zonder meer ontslag op staande voet tot gevolg zou hebben. Het hof is van oordeel dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3, aanhef en sub e, Burgerlijk Wetboek wel gepast is, nu sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van verpleger.

Klachten vijf werknemers tegen arts in opleiding tot bedrijfsarts afgewezen
Verder wijs ik u graag op een vijftal tuchtzaken die zijn behandeld door het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle (hierna: RGT) (GZR 2016-314, GZR 2016-315, GZR 2016-316, GZR 2016-317 en GZR 2016-318). Vijf werknemers (hierna: klagers) hebben klachten ingediend tegen een arts in opleiding tot bedrijfsarts, haar opleider, een collega met deskundigheid op het gebied van chemische stoffen die haar heeft geadviseerd en de directeur van de arbodienst waar de artsen in dienst waren. De klachten richten zich met name tegen de arts in opleiding tot bedrijfsarts (hierna: verweerster). Klagers zijn werkzaam bij een onderneming die wikkeldraad produceert bestemd voor de industrie. Bij de productie wordt gebruikgemaakt van chemische stoffen die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid. Verweerster was de vaste bedrijfsarts bij het bedrijf. Klagers hebben zich bij haar gemeld met longklachten en ademhalingsproblemen. Klagers verwijten verweerster onder meer dat zij had moeten ingrijpen en had moeten aandringen op nieuwe metingen bij het bedrijf. Het RTG acht deze klachten ongegrond. Bij de laatste metingen waren de waardes van de chemische stoffen onder de wettelijke norm. Verweerster heeft, toen het aantal werknemers met longklachten toenam, meer druk uitgeoefend om nieuwe metingen te verrichten. Uiteindelijk heeft de werkgever daar gehoor aan gegeven. Bij nieuwe metingen door een toxicoloog van het Radboud UMC werden onder meer verhoogde waardes isocyanaten in de urine van een aantal werknemers gevonden. Op de vraag van verweerster of de productie moest worden stilgelegd liet de toxicoloog weten dat er gezondheidskundig niets aan de hand hoefde te zijn. Verweerster mocht daarop vertrouwen. Verweerster wordt tevens verweten dat zij geen melding heeft gedaan van deze aandoeningen als beroepsziekten bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Het RTG is van oordeel dat het verband tussen de aandoeningen en de werkomstandigheden nog onvoldoende vaststond. Ook de klacht dat verweerster niet voldoende onafhankelijk is geweest van de werkgever is ongegrond. Nu de klachten tegen verweerster niet slagen, is de klacht tegen haar opleider eveneens ongegrond. Ook de collega die adviezen gaf op toxicologisch gebied gaat vrijuit. De directeur van de arbodienst waarbij de artsen in dienst zijn, is nooit betrokken geweest bij het bedrijfsgeneeskundig handelen van de arts. Klagers zijn daarom niet-ontvankelijk in hun klachten tegen hem.

Patholoog berispt voor verwisseling lichaamsmateriaal
Tot slot wijs ik u op een lezenswaardige uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle (hierna: RGT) (GZR 2016-319). Het ging in deze kwestie om het volgende. In 2013 ontvangt de  Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: Inspectie) twee meldingen over vermeend disfunctioneren van een patholoog. De Inspectie stelt hierop een onderzoek in, maar concludeert dat geen sprake is van structurele tekortkomingen in het medisch handelen van de patholoog en legt geen verdere maatregelen op. In 2014 ontvangt de Inspectie opnieuw meldingen over het handelen van de patholoog, inmiddels werkzaam bij een andere instelling. De Inspectie doet opnieuw onderzoek. Dit onderzoek is voor de Inspectie aanleiding om een tuchtklacht in te dienen, bestaande uit twee klachtonderdelen. De Inspectie verwijt de patholoog ten eerste dat zij in strijd heeft gehandeld met het Advies bewaartermijnen en het ziekenhuisprotocol inzake 'Bewaartermijnen patiëntenmateriaal onderzoeksgegevens' en ten tweede dat zij in strijd heeft gehandeld met de Gedragsregels voor artsen van het KNMG en artikel 7:453 Burgerlijk Wetboek door opzettelijk patiëntenmateriaal van een willekeurige andere patiënt in te sluiten voor onderzoek. Het RTG oordeelt als volgt. Het eerste klachtonderdeel van de Inspectie faalt: uit één enkele verklaring kan niet vast komen te staan dat verweerster patiëntenmateriaal uit twee potjes opzettelijk heeft weggegooid. Daarentegen is het tweede klachtonderdeel wel gegrond. Door opzettelijk patiëntenmateriaal van willekeurige andere patiënten in te sluiten voor onderzoek heeft de patholoog een kunstfout gemaakt. Het willens en wetens verwisselen van materiaal wordt de patholoog zwaar aangerekend. Hiertoe volgt een maatregel waarbij de gevolgen van eerder onderzoek door de IGZ geen verzachtende omstandigheid vormen. Daarentegen weegt wel mee dat verweerster er ten tijde van het handelen van uit kon gaan dat het insluiten geen schadelijke gevolgen zou hebben voor betrokken patiënten. Het RTG verklaart de klacht deels gegrond en legt de maatregel van berisping op.

Annotaties
Ik maak u graag attent op onze annotaties. Dit keer treft u een annotatie aan van de hand van Maurice Mooibroek (KBS Advocaten) bij een uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg van 10 september 2015 (GZR 2015-0408). In deze uitspraak stond de vraag centraal of een kaakchirurg onzorgvuldig had gehandeld bij het uitvoeren van een buccale corticotomie. Het RTG te Zwolle acht de klacht gegrond en waarschuwt de kaakchrirug; het CTG daarentegen acht de klacht van klager ongegrond. De uitspraak van het CTG, en in het bijzonder de wijze waarop het CTG de redenering van het RTG afwijst, was voor Maurice Mooibroek aanleiding om in te gaan op de wisselende betekenis van schadegevolgen voor vaststelling van tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van betrokken beroepsbeoefenaren. Een interessante beschouwing!

Scripties
Verder maak ik u ook graag attent op onze scripties. Recent is de scriptie van Rianne Houwing toegevoegd aan onze scriptiebank. Aan de hand van een analyse van tuchtrechtelijke jurisprudentie over de periode 2010-2015 onderzoekt Rianne in haar scriptie de haalbaarheid van oriëntatiepunten voor de verschillende op te leggen tuchtmaatregelen en de mogelijkheid deze oriëntatiepunten weer te geven in een richtlijn.

Nieuws
De afgelopen maand verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.  

Inzenden eigen rechtspraak    
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen    
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Astrid van der Wal
Redacteur GZR-Updates

Hof

Rechtbank

Antillen

Tuchtcolleges