Update
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Rechter volgt omschrijving NZa bij bepalen hoogte marktconforme vergoeding
Een eerste lezenwaardige uitspraak waar ik u op wijs, is afkomstig van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (GZR 2016-274). BetterCare, een zorgverlener die onder meer stoma- en incontinentiematerialen levert aan particulieren, verzoekt de rechtbank om zorgverzekeraar CZ te gelasten deze materialen te vergoeden tegen 75 procent van het marktconforme tarief of redelijke marktprijs. De kwestie ziet op het volgende. Voor 2016 en 2017 heeft CZ een aanbestedingsprocedure uitgeschreven. In deze procedure zijn de inschrijvingen van BetterCare buiten behandeling gesteld. Als gevolg hiervan ontvangt BetterCare een lagere vergoeding: CZ gaat bij het vaststellen van de vergoeding over de jaren 2016 en 2017 uit van het gemiddelde van de met de gecontracteerde inschrijvers overeengekomen prijzen, waarin een volumevoordeel is verwerkt dat niet-gecontracteerde zorgverleners niet hebben; voor niet-gecontracteerde zorgverleners wordt op dit bedrag bovendien een afslagkorting toegepast van ten minste 25 procent. BetterCare stelt dat CZ door aldus te handelen een ‘feitelijke hinderpaal’ in de zin van artikel 13 lid 1 Zorgverzekeringswet opwerpt aan haar verzekerden en onrechtmatig handelt jegens BetterCare. De voorzieningenrechter gaat niet mee met dit betoog. Een korting van 25 procent vormt volgens de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) voor een verzekerde in beginsel geen belemmering om een zorgaanbieder van eigen voorkeur in te schakelen. Bovendien blijkt uit een nieuwsbrief van de NZa dat 'het gemiddeld tarief waartegen de betreffende prestatie is gecontracteerd door de zorgverzekeraar' mag worden beschouwd als een 'marktconform tarief'. Het staat BetterCare vrij om vanwege bedrijfseconomische redenen de naturaverzekerden van CZ niet te bedienen tegen het bedrag dat door CZ wordt vergoed. Dit levert echter geen feitelijke hinderpaal op in de zin van artikel 13 lid 1 Zorgverzekeringswet.
Wetenschappelijk onderzoek kan vallen onder reikwijdte tweede tuchtnorm
Een tweede interessante uitspraak is gedaan in een klachtprocedure aanhangig gemaakt bij het Regionaal Tuchtcollege Den Haag (RTG) (GZR 2016-275). Klaagster, bekend met het aangeboren Mayer-Rokitansky-Küster-Hauser-syndroom (hierna: MRKH-syndroom) wordt door verweerster, gynaecologe en hoofdonderzoeker, uitgenodigd deel te nemen aan een wetenschappelijk onderzoek naar het seksueel functioneren van vrouwen met het MRKH-syndroom. Een interessante overweging van het RTG is dat handelen in het kader van wetenschappelijk onderzoek kan vallen onder de reikwijdte van de tweede tuchtnorm van de Wet BIG. Het RTG overweegt dat wetenschappelijk onderzoek in beginsel niet valt onder de individuele gezondheidszorg, omdat dat onderzoek niet rechtstreeks betrekking of weerslag heeft op een persoon met het doel de gezondheid van deze persoon te bevorderen of te bewaken. Het (doen) uitsturen van een uitnodiging aan een groep personen, onder wie klaagster, voor deelname aan een wetenschappelijk onderzoek is een onderdeel van dit onderzoek. Anders kan het zijn, indien een persoon reeds heeft besloten tot deelname aan een wetenschappelijk onderzoek en deze persoon tijdens de uitvoering daarvan (als proefpersoon) wordt begeleid, onderzocht of behandeld door een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar. Dan kan sprake zijn van handelen of nalaten van deze beroepsbeoefenaar op het gebied van de individuele gezondheidszorg dat tuchtrechtelijk getoetst kan worden.
Geen doorbreking absolute verjaringstermijn in zaak ‘babyverwisseling’ uit 1953
Een derde uitspraak waar ik graag uw aandacht voor vraag, is een kwestie die is voorgelegd aan de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (GZR 2016-283). De onderhavige kwestie is eind 2015 aanhangig gemaakt door een man die Stichting Amphia verwijt onrechtmatig te hebben gehandeld door hem bij zijn geboorte in 1953 te verwisselen met een andere baby. Als gevolg hiervan is de man niet opgevoed door zijn biologische ouders. De man stelt erg te lijden onder de verwisseling. In de procedure gaat het primair om de vraag of de door de man ingestelde vorderingen niet zijn verjaard. De man stelt dat dit niet het geval is, Stichting Amphia voert hiertegen verweer. De rechtbank oordeelt dat onder toepassing van het overgangsrecht in casu een verjaringstermijn van 30 jaar aan de orde is. Concreet betekent dit dat de termijn is volgelopen in 1983, nu de vermeende verwisseling zou hebben plaatsgevonden in 1953. Vervolgens komt de rechtbank toe aan de vraag of toepassing van deze absolute verjaringstermijn in casu naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (art. 6:2 lid 2 BW). De rechtbank dient daartoe de zeven gezichtspunten zoals geformuleerd in HR 28 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5635, te beoordelen en te wegen. De rechtbank oordeelt dat enkel het gezichtspunt ‘in hoeverre voor slachtoffer of zijn nabestaanden ter zake van de schade een aanspraak op een uitkering uit anderen hoofde bestaat’ een argument is voor doorbreking van de verjaringstermijn; de overige gezichtspunten pleiten daartegen of zijn neutraal. Alles afwegende oordeelt de rechtbank de belangen aan de zijde van Stichting Amphia van zodanig gewicht dat het beroep van Stichting Amphia op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onder de gegeven omstandigheden niet als onaanvaardbaar moet worden aangemerkt. De vorderingen van de man worden afgewezen.
Taak NZa strekt zich niet uit tot faciliteren van civielrechtelijke claims
Een vierde uitspraak waar ik u op wijs, is de kwestie die door een orthodontist is voorgelegd aan de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam (GZR 2016-289) tegen het voornemen van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om een tegen hem gericht boetebesluit met begeleidend persbericht actief openbaar te maken. Het ging in deze kwestie om het volgende. De NZa heeft een orthodontist een bestuurlijke boete opgelegd (onder andere) omdat hij een tarief in rekening heeft gebracht voor het opstellen van een behandelplan. De NZa heeft gelijktijdig op grond van de Wet openbaarheid van bestuur besloten dit boetebesluit met een begeleidend persbericht te zullen publiceren op nza.nl. De orthodontist heeft bij de NZa bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en tevens de voorzieningenrechter verzocht het openbaarmakingsbesluit te schorsen. De voorzieningenrechter stelt voorop dat aanleiding kan bestaan het openbaarmakingsbesluit te schorsen indien moet worden geoordeeld dat de boete naar verwachting uiteindelijk (in essentie) in rechte geen stand zal houden. Gelet op de wijze waarop de NZa de boete heeft vastgesteld, is deze mogelijkheid niet ondenkbaar. De voorzieningenrechter oordeelt derhalve dat het boetebesluit enkel openbaar mag worden gemaakt zonder vermelding van het boetebedrag en de cijfermatige onderbouwing daarvan; het persbericht mag enkel openbaar worden gemaakt zonder de mededeling dat gedupeerden het boetebesluit kunnen gebruiken in een juridische procedure tegen de orthodontist om de toeslag voor het behandelplan terug te vorderen. De taak van de NZa strekt zich niet uit tot het faciliteren van patiënten in hun eventuele civielrechtelijke claims, aldus de voorzieningenrechter.
Onderbouwing klacht over zorgverlening geen grond voor doorbreking medisch beroepsgeheim
Tot slot vestig ik uw aandacht op een hoger beroep aanhangig gemaakt bij het Hof Amsterdam (GZR 2016-284). De kwestie ziet op het volgende. De zoon, appellant, van een overleden patiënte van huisarts, geïntimeerde, verzoekt in kort geding een afschrift van het medisch dossier van zijn moeder. De moeder leed aan de spierziekte ALS en werd de laatste jaren van haar leven in haar woning verzorgd en verpleegd door Evean Thuiszorg. Bij een transfer in 2014 is de moeder door haar benen gezakt en korte tijd later overleden. De zoon wil ter zake een klacht indienen tegen (onder andere) Evean en stelt dat hij daarvoor dient te beschikken over het medisch dossier van zijn moeder dat door de huisarts is aangelegd. De rechtbank heeft het verzoek van appellant afgewezen. Ook in hoger beroep krijgt appellant nul op het rekest. Het hof oordeelt dat de stellingen van de zoon niet de conclusie rechtvaardigen dat het voor het indienen en formuleren van een klacht tegen de thuiszorginstelling redelijkerwijs noodzakelijk is dat hij de beschikking krijgt over het medisch dossier van zijn moeder. Het hof oordeelt dat zoon thans over informatie beschikt die hem voldoende in staat stelt een zodanige klacht te formuleren. De omstandigheid dat niet valt uit te sluiten dat in een later stadium wellicht een nieuwe afweging moet worden gemaakt, laat onverlet dat momenteel niet voldoende concrete aanwijzingen bestaan dat aan de zijde van appellant een zodanig zwaarwegend belang geschaad zou kunnen worden dat inbreuk gemaakt kan worden op het belang van geheimhouding. Dat er na het aanhangig maken van een klachtprocedure tegen Evean Thuiszorg geen gelegenheid meer is om alsnog informatie van de huisarts te verkrijgen en in die klachtprocedure in het geding te brengen, is niet aannemelijk geworden. Voor zover nodig betrekt het hof bij zijn afweging ook dat niet kan worden uitgegaan van de veronderstelde toestemming van de moeder, waarbij gewicht toekomt aan de omstandigheid dat de partner van de moeder, ook al hadden deze en de moeder slechts 'een soort latrelatie', onderhavige vordering kennelijk niet ondersteunt.
Scripties
Ook dit academisch jaar heeft weer veel lezenwaardige scripties opgeleverd. Voor twee scripties vraag ik graag uw aandacht. Allereerst maak ik u graag attent op de scriptie van Kim Ross. Kim onderzoekt – in het kader van het conceptwetsvoorstel Wet modernisering tuchtrecht Wet BIG – de vraag of en zo ja, in welke vorm het wenselijk is dat de tuchtrechter de wettelijke bevoegdheid krijgt om aan BIG-beroepsbeoefenaren een algeheel beroepsverbod op te leggen.
Ook wijs ik u graag op de scriptie van ChiChi de Haan. Tegen de achtergrond van de psychische impact die werkgerelateerde incidenten kunnen hebben op zorgverleners, stelt ChiChi in haar onderzoek de vraag centraal in hoeverre uit de werkgeversaansprakelijkheid van artikel 7:658 lid 1 BW voor ziekenhuizen een verplichting voortvloeit om zorg te dragen voor de opvang en nazorg van de betrokken zorgverleners.
Nieuws
De afgelopen maand verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website. Een nieuwsbericht waar ik uw aandacht voor wil vragen, is de openbaarmaking van ziekenhuistarieven door zorgverzekeraar CZ. CZ besloot bepaalde ziekenhuistarieven openbaar te maken na een oproep hiertoe door de Consumentenbond. In een reactie laat de ACM weten dat zij de openbaarmaking door CZ vanuit mededingingsrechtelijk oogpunt niet als een probleem beschouwt. De ACM stelt dat het gaat om tarieven waarover tussen zorgverzekeraars en ziekenhuizen niet meer wordt onderhandeld en benadrukt het belang van transparantie voor consumenten. De ACM erkent wel dat de openbaarmaking het risico met zich meebrengt dat ziekenhuizen bij het vaststellen van hun tarieven voor de komende jaren zich meer naar elkaar zullen richten.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Astrid van der Wal
Hof
- Gerechtshof Amsterdam Vordering in kort geding tot het verstrekken door huisarts van afschrift medisch dossier van overleden patiënt aan haar zoon. Hof wijst vordering af omdat thans onvoldoende concrete aanwijzingen bestaan voor een zodanig zwaarwegend belang dat inbreuk kan worden gemaakt op het belang van geheimhouding. 05-07-2016
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Het hof beoordeelt de kans dat de toelatingsovereenkomst met de medisch specialist in stand zou zijn gebleven, indien de Vereniging Medische Staf niet onrechtmatig zou hebben gehandeld. Alle goede en kwade kansen afwegend oordeelt het hof dat er een kans van 50% bestond dat er niet zou zijn opgezegd voor zijn 65-jarige leeftijd. 14-06-2016
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Appellant maakt deel uit van een kostenmaatschap van zes medisch specialisten. Wanneer appellant met pensioen gaat, onderhandelt hij zonder resultaat met de blijvers over overname van zijn praktijkdeel. Uiteindelijk vragen alle leden van de maatschap aan de Orde van Medisch Specialisten (OMS) bij wege van bindend advies de hoogte van de goodwill verbonden aan het praktijkdeel van appellant vast te stellen. De OMS stelt de hoogte van de goodwill vast. Appellant vecht dit bindend advies aan, omdat hij de goodwill veel te laag vindt. Primair vordert hij vernietiging van het bindend advies op grond van artikel 7:904 BW en vordert hij een vervangende beslissing van de rechter op grond van lid 2. Subsidiair is hij van mening dat er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking bij de overige maten ex artikel 6:212 lid 1 BW. Ook vordert hij nog nabetaling van onder handen werk. Alle vorderingen worden zowel door rechtbank als hof afgewezen. 03-05-2016
Rechtbank
- Rechtbank Rotterdam De rechtbank oordeelt dat drie tandartsen en een vierde persoon jegens zorgverzekeraar DSW onrechtmatig hebben gehandeld door de vierde persoon tandheelkundige werkzaamheden te laten verrichten, terwijl niet was voldaan aan de vereisten van de Wet BIG om in opdracht voorbehouden handelingen te verrichten en de vierde persoon niet bekwaam was. 13-07-2016
- Rechtbank Limburg Werkneemster wordt op non-actief gesteld omdat zij ongeoorloofd ‘bezig’ was met de computer van de directeur. Dit werd niet bewezen zodat de kantonrechter de vordering van werkneemster tot wedertewerkstelling toewijst. 12-07-2016
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant In een kwestie van een vermeende babyverwisseling in 1953 beoordeelt de rechtbank of de vordering van eiser verjaard is. in dat kader oordeelt de rechtbank dat een verjaringstermijn van 30 jaar van toepassing is. De vordering is dus in 1983 verjaard. De rechtbank volgt de stelling van Stichting Amphia dat de verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onder de gegeven omstandigheden niet als onaanvaardbaar moet worden aangemerkt. De vordering van de man is afgewezen. 06-07-2016
- Rechtbank Rotterdam De NZa wil boetebesluit met begeleidend persbericht actief openbaarmaken. Betrokken orthodontist verzoekt voorzieningenrechter openbaarmaking te schorsen, omdat hij onevenredig zal worden benadeeld door openbaarmaking. Het boetebesluit en de daarin opgenomen boetehoogte alsmede het bijbehorende persbericht wekken de indruk dat sprake is van een zeer ernstig vergrijp. De voorzieningenrechter oordeelt dat de boetehoogte en cijfermatige onderbouwing daarvan niet openbaar mogen worden gemaakt: de NZa is uitgegaan van bruto-omzet in plaats van netto-opbrengst, waardoor de boete te hoog is vastgesteld. Ook mag de opmerking in het persbericht dat het boetebesluit kan worden gebruikt in eventuele civielrechtelijke procedures tegen de orthodontist, niet openbaar worden gemaakt. Het is geen taak van de NZa patiënten te faciliteren in eventuele civielrechtelijke claims. 05-07-2016
- Rechtbank Amsterdam De kantonrechter kwalificeert de zorgovereenkomst met PGB-budgethouder als een arbeidsovereenkomst en wijst vordering met betrekking tot achterstallig salaris toe. Omdat partijen het erover eens zijn dat arbeidsverhouding verstoord is geraakt, ontbindt de kantonrechter op de g-grond en matigt de transitievergoeding vanwege de bijzondere aard van de arbeidsovereenkomst. 05-07-2016
- Rechtbank Gelderland Werknemer heeft in principe recht op de contractueel overeengekomen beëindigingsvergoeding (ook al kent de kantonrechter in de ontbindingsbeschikking een aanzienlijk lagere ontbindingsvergoeding toe) indien in de ontbindingsbeschikking die contractuele vergoeding niet is meegewogen. 29-06-2016
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant In deze zaak verliest een gecontracteerde aanbieder van medische hulpmiddelen een aanbestedingsprocedure. De aanbieder stelt vervolgens de medische hulpmiddelen niet tegen de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg te kunnen leveren. Die vergoeding zou te laag zijn omdat daarbij wordt uitgegaan van het gemiddeld gecontracteerde tarief, waarin een volumevoordeel van de winnende inschrijvers zit verwerkt dat een niet-gecontracteerde zorgaanbieder niet heeft. Aldus zou sprake zijn van een feitelijke hinderpaal in de zin van artikel 13 Zorgverzekeringswet. Onder verwijzing naar een nieuwsbrief van de NZa oordeelt de rechter dat het gemiddeld tarief waartegen de betreffende prestatie is gecontracteerd door de zorgverzekeraar een marktconform tarief is. Bovendien is niet gebleken dat de zorgaanbieder de zorg niet rendabel kan leveren tegen vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg. De zorgaanbieder wordt in het ongelijk gesteld. 24-06-2016
- Rechtbank Rotterdam Psychiatrisch verpleegkundige meldt niet in de dagrapportage dat zij met een collega overleg heeft gevoerd, welk overleg ertoe heeft geleid dat die collega een cliënte een glas wijn heeft laten drinken. Het laten drinken van wijn kan in combinatie met medicijngebruik ernstige gevolgen hebben. Werkgeefster verneemt van dat alcoholgebruik en verzoekt de kantonrechter de overeenkomst met werkneemster (en die collega) te ontbinden. Kantonrechter wijst de verzoeken af omdat een berisping meer in de rede had gelegen (zie ook ECLI:NL:RBROT:2016:4848 ). 15-06-2016
Tuchtcolleges
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Verweerder is apotheker. Klaagster heeft een bepaald medicijn voorgeschreven gekregen. Door een opeenstapeling van fouten in een tweede apotheek heeft klaagster initieel een verkeerde dosering ontvangen. Als gevolg van de fouten in de tweede apotheek heeft klaagster ook in de apotheek van verweerder de verkeerde dosering ontvangen. Hiervan kan verweerder geen verwijt worden gemaakt. Op zowel het oorspronkelijke recept als de herhaalrecepten stond de indicatie/diagnose niet vermeld en bovendien heeft de huisarts later nog een gelijkluidend herhaalrecept gegeven. In zowel eerste aanleg als hoger beroep wordt de klacht afgewezen. 21-07-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Verweerster, verloskundige, heeft de bevalling van klaagster begeleid. De klacht valt uiteen in klachten die met de bejegening van klaagster door verweerster te maken hebben en klachten die met de inhoudelijke verloskundige begeleiding te maken hebben. Het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag wijst de klacht volledig af. 19-07-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Verweerder in deze kwestie, huisarts, heeft bij patiënt een eenmalige visite afgelegd in het kader van zijn avonddienst op de huisartsenpost. Patiënt voelde zich niet goed en vertrouwde zijn situatie niet gezien zijn cardiaal verleden. Klaagster, dochter van de op 4 mei 2015 als gevolg van hartfalen door endocarditis overleden patiënt, verwijt verweerder een onzorgvuldige beoordeling en onvoldoende nazorg. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. 19-07-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Klaagster in deze zaak is de dochter van de patiënt en zij klaagt over een internist. De patiënt, met een uitgebreide cardiale voorgeschiedenis, werd op 1 mei 2015 opgenomen in het ziekenhuis en is op 4 mei 2015 overleden aan hartfalen ten gevolge van een losliggende aorta-kunstklep door endocarditis. Klaagster verwijt verweerder dat door tekortschietende diagnostiek vertraging is opgetreden in de behandeling van endocarditis. Het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag verklaart de klacht gegrond en legt een waarschuwing op. 19-07-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Verweerster, verpleegkundige, heeft geassisteerd bij de bevalling van klaagster. De klacht valt uiteen in klachten die met de bejegening van klaagster door verweerster te maken hebben en klachten die met de inhoudelijke verpleegkundige begeleiding te maken hebben. Alle klachten worden afgewezen. 19-07-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Verweerster, gynaecoloog, is meerdere malen betrokken geweest bij de (begeleiding van de) zwangerschap van klaagster. Klaagster verwijt verweerster dat zij heeft geoordeeld dat er geen medische reden was voor een keizersnede, ondanks het gewicht van de baby (ongeveer vier kilo) en het overgewicht van klaagster. Het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag wijst de klacht af. 19-07-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klacht partner van overleden patiënte tegen arts in opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. RTG acht klager niet-ontvankelijk. Het CTG oordeelt dat klager wel een klachtrecht toekomt omdat hij vertegenwoordiger was van patiënte. Beroep gegrond, klacht ongegrond. 14-07-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Klager is de vader van een baby die is geboren met laryngomalacie. Hij verwijt de KNO-arts dat de operatie-indicatie onzorgvuldig is geweest, waarbij de ouders op verkeerde gronden hebben ingestemd met de operatie. Ook zouden er fouten zijn gemaakt tijdens de operatie, is een verkeerde beoordeling gemaakt bij de controle na ontslag, is ten onrechte geen calamiteitenmelding gedaan en is sprake van slechte nazorg en onvoldoende communicatie. De klacht is ongegrond. 12-07-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Klager verwijt zijn voormalig huisarts dat zij een medische verklaring heeft afgegeven aan haar eigen patiënte, namelijk de ex-partner van klager. Deze door verweerster afgegeven verklaring is door de ex-partner van klager gebruikt in de echtscheidingsprocedure. Klager stelt dat verweerster aldus in strijd met de gedragsregels van de KNMG heeft gehandeld. De klacht is ongegrond. 12-07-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Klaagster verwijt een gynaecoloog dat deze mensen met het MRK(H)-syndroom heeft opgeroepen om mee te doen aan een onderzoek. Klaagster stelt dat er sprake is van ongewenste intimidatie en schending van de privacy. Wetenschappelijk onderzoek valt echter in beginsel niet onder de individuele gezondheidszorg. De eerste en tweede tuchtnorm zijn niet van toepassing. Klaagster is niet-ontvankelijk. 12-07-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater dat hem geen gelegenheid is geboden gebruik te maken van het correctierecht. Psychiater beroept zich op conflict van plichten. RTG waarschuwt de psychiater. Het CTG verklaar het beroep ongegrond. 12-07-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klacht tegen een verpleegkundige door een werkgever van een voormalig werknemer. De voormalig werknemer werd mede behandeld door de verpleegkundige. Klager heeft een (afgeleid) financieel belang. Klacht niet-ontvankelijk. Beroep verworpen. 12-07-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klacht tegen huisarts van voormalig werknemer door de werkgever. Klager heeft een (afgeleid) financieel belang. Klacht niet-ontvankelijk. Beroep verworpen. 12-07-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven In deze zaak wordt een bedrijfsarts verweten dat hij tijdens een hoorzitting te ver is gegaan met uitleg over klagers ziekte, dat hij, bij doorverwijzing van klager naar de revalidatie, ten onrechte het e-mailadres van klagers werkgever heeft ingevuld, dat hij een arbeidsconflict heeft uitgelokt en dat hij onjuiste spreekuurrapportages heeft opgesteld. De klacht is deels gegrond en de bedrijfsarts krijgt een waarschuwing. 11-07-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Bij klager is in 2009 een hartkatheterisatie uitgevoerd, waarbij periprocedureel sprake was van een hartinfarct. Klager schrijft hierop een brief aan de klachtenfunctionaris van het ziekenhuis, waarin hij stelt recht te hebben te weten wat er fout gegaan is. Verweerder is als chef de clinique betrokken bij de klachtafhandeling van klager en de nazorg aan klager. Het handelen van verweerder valt onder de tweede tuchtnorm. Verweerder was na de overdracht aan de opvolgend cardioloog niet verantwoordelijk voor de inhoudelijke zorg. De klacht is ongegrond. 08-07-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle In deze zaak gaat het om een gynaecoloog die op verzoek van een arts inzage verstrekt in het medisch dossier van een oud- patiënt zonder de toestemming van deze patiënt. Dit betreft een schending van artikel 457 WGBO. De klacht is gegrond, er wordt echter geen maatregel opgelegd. 08-07-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle In deze zaak confronteert klaagster een gynaecoloog (verweerder) met een gebeurtenis uit het verleden. De arts verzoekt om inzage in het medisch dossier van klaagster en bericht daarna klaagster. Dit betreft een schending van artikel 457 WGBO. De klacht is gegrond, er wordt echter geen maatregel opgelegd. 08-07-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klaagster lijdt aan depressie en automutilatie. Zij dient een klacht in tegen verweerder, bedrijfsarts, omdat deze de crisisdienst ingeschakeld heeft en informatie over klaagster heeft gedeeld met de huisarts. De klacht is ongegrond. 07-07-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In deze zaak gaat het om een arts die ten onrechte de titel van bedrijfsarts voert. Hij krijgt een waarschuwing en het beroep wordt verworpen. 07-07-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg De onderstaande zaak, ingediend tegen een chirurg, heeft betrekking op de behandeling van een patiënt na een motorongeluk. Het Regionaal Tuchtcollege had één klachtonderdeel, betreffende de informatievoorziening van verweerder als hoofdbehandelaar, gegrond verklaard en verweerder een waarschuwing opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege achtte dit klachtonderdeel echter ongegrond. 21-06-2016
Uitspraken zonder ECLI
- Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden De zorgaanbieder en de Centrale Cliëntenraad (CCR) vragen de LCvV een bindende uitspraak te doen over een voorgenomen besluit van de zorgaanbieder tot uniformering en verhoging van de waskosten voor cliënten die wonen op de psychogeriatrische locaties. De zorgaanbieder wil afwijken van het verzwaard advies dat de CCR heeft genomen inzake dit voorgenomen besluit. Door de LCvV vindt een marginale redelijkheidstoetsing plaats op grond van de Wmcz , waarbij zij niet de inhoud van het advies van de CCR beoordeelt. De LCvV komt tot de conclusie dat het besluit van de zorgaanbieder van 2 juli 2015 om de waskosten te uniformeren en te verhogen in redelijkheid genomen kon worden. 2016-07-11
- Klacht partner van overleden patiënte tegen specialist ouderengeneeskunde. RTG acht klager niet-ontvankelijk. Het CTG oordeelt dat klager wel een klachtrecht toekomt omdat hij vertegenwoordiger was van patiënte. Beroep gegrond, klacht ongegrond.