Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Toekenning van huishoudelijke zorg in resultaatsgebieden mist duidelijke maatstaf
De eerste uitspraak waar ik u op wijs, is afkomstig van de Centrale Raad van Beroep (GZR 2016-0229). Het geschil in kwestie speelde zich af tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam en een persoon aan wie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2007 (Wmo 2007) huishoudelijke hulp was toegekend in de vorm van te behalen resultaten, zogenoemde ‘resultaatsgebieden’. In dit geval ging het om het behalen van een schoon en leefbaar huis, het beschikken over schone en draagbare kleding en het vergroten van de zelfredzaamheid. Daarvoor had het college anderhalf uur hulp per week toegekend. De cliënt meende echter dat de te behalen resultaten zo niet konden worden verkregen. De rechtbank verklaarde het beroep van de cliënt gegrond en overwoog daartoe dat een toekenningsbesluit voor huishoudelijke zorg waarbij de toekenning wordt vastgesteld in resultaatsgebieden, een duidelijke maatstaf mist. De rechtbank kende vervolgens zelf een ander aantal uren huishoudelijke zorg toe. In hoger beroep bevestigde de Centrale Raad van Beroep deze uitspraak. Ondanks de argumenten van het college oordeelde ook de Centrale Raad van Beroep dat de door het college gehanteerde wijze van toekenning van huishoudelijke zorg in resultaatsgebieden een duidelijke maatstaf mist. De door de gemeente gehanteerde Beleidsregels en het Toekenningsbesluit geven geen inzicht in de vraag op welke concrete wijze invulling wordt gegeven aan het bereiken van de resultaten van een schoon en leefbaar huis en het kunnen beschikken over schone en draagbare kleding en hoe met de te behalen resultaten een als compensatie te kwalificeren resultaat van de huishoudelijke verzorging kan worden verkregen, aldus de Centrale Raad van Beroep. Die duidelijkheid wordt volgens de Centrale Raad van Beroep ook niet verkregen uit het bij het toekenningsbesluit meegestuurde overzicht aan de zorgverlener waarop het toegekende budget voor de huishoudelijke hulp is vermeld. Dat de zorgaanbieders zich hebben gecommitteerd om de in de Beleidsregels genoemde resultaatsgebieden te behalen, maakt dit volgens de Centrale Raad van Beroep niet anders. Voorts overwoog de Centrale Raad van Beroep dat de situatie dat de zorgaanbieder die met de cliënt afstemt op welke wijze de compensatie plaatsvindt, slechts met artikel 4, eerste en tweede lid, Wmo in overeenstemming is voor zover die afstemming geschiedt ter uitvoering van een door het college genomen beschikking over de concrete hoeveelheid zorg die aan die persoon moet worden geboden. Het bestreden besluit is dan ook in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en artikel 7:12 Awb. Deze uitspraak kan van belang zijn, ook onder de Wmo 2015, omdat verschillende gemeenten in het kader van de Wmo 2015 ook resultaatgericht indiceren.
Huishoudelijke verzorging onder reikwijdte Wmo 2015
De volgende lezenswaardige uitspraak ziet eveneens op een geschil in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning, zij het dat het gaat om de Wmo 2015 (GZR 2016-0230). De centrale vraag die in dit geval ter beoordeling aan de Centrale Raad van Beroep voorlag, betrof de vraag of huishoudelijke verzorging onder de reikwijdte van de Wmo 2015 valt, zulks mede gelet op geconstateerde verschillen in de rechtspraak hierover (ECLI:NL:RBZWB:2016:10 en ECLI:NL:RBGEL:2015:7847). De Centrale Raad van Beroep beantwoordde deze vraag bevestigend; de wetsgeschiedenis bevat geen enkel aanknopingspunt dat de wetgever op dit punt heeft willen breken met de Wmo 2007 en evenmin dat het voeren van een gestructureerd huishouden als bedoeld in artikel 1.1.1 Wmo 2015 niet mede de zorg voor het schoon en op orde houden van het huishouden zou omvatten, alsook de zorg voor het kunnen beschikken over schoon beddengoed en schone kleding. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep leert voorts dat een maatwerkvoorziening in de vorm van standaardmodules (een basismodule en aanvullende modules) is toegestaan, maar dat het aantal uren huishoudelijke hulp in de standaardmodules wel gebaseerd moet zijn op objectieve criteria voortkomend uit deugdelijk onderzoek verricht door onafhankelijke derden.
Zaak Tuitjenhorn: bevel inspecteur voor de volksgezondheid was onrechtmatig
Lezenswaardig is ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de zaak ‘Tuitjenhorn’ (GZR 2016-0233). Aan de Afdeling lag de vraag voor of de inspecteur voor de volksgezondheid op 2 oktober 2013 aan de huisarts in Tuitjenhorn het bevel heeft mogen geven om gedurende zeven dagen geen zorg meer te verlenen. Aan dit besluit had de inspecteur onder andere ten grondslag gelegd dat de huisarts op meerdere competenties in ernstige mate was tekortgeschoten en daardoor had gehandeld in strijd met de eis van verantwoorde zorg die hij jegens de patiënt had behoren te betrachten. In zijn besluit heeft de inspecteur voorts vermeld dat hij op basis van zijn bevindingen niet het vertrouwen had dat de patiëntveiligheid en de kwaliteit van de door de huisarts te leveren zorg in afdoende mate waren gewaarborgd, dat hij zich, gezien de aard van de constateringen, genoodzaakt zag maatregelen te nemen, dat het risico voor de patiëntveiligheid acuut, ernstig en omvangrijk was en dat hij geen andere mogelijkheid zag om de patiëntenzorg voldoende te waarborgen dan door het in het besluit omschreven bevel te geven. De inspecteur kwam met het bevel na een strafrechtelijk onderzoek door het OM naar het overlijden van een patiënt van de huisarts in augustus 2013. Zoals ik bekend veronderstel, heeft de huisarts in kwestie, kort nadat het bevel was gegeven, zijn leven beëindigd. De Afdeling overwoog in het kader van haar beoordeling dat in artikel 8, vierde lid, van de (toen nog geldende) Kwaliteitswet zorginstellingen twee cumulatieve vereisten vermeld zijn voor het geven van een bevel: 1) er moet gevaar voor de veiligheid of de gezondheid zijn en 2) het nemen van maatregelen kan redelijkerwijs geen uitstel lijden. In dit geval is aan die voorwaarden niet voldaan, aldus de Afdeling. In het kader van dat oordeel is van belang dat er contact was met de Inspectie voor de Gezondheidszorg en dat deze laatste op de hoogte was van een opname van de huisarts in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg, dat de huisarts in verband met zijn ziekte voorlopig niet in de huisartsenpraktijk werkzaam zou zijn en dat een waarneemschema voor de rest van het jaar was gemaakt. De Afdeling heeft zelf in de zaak voorzien door het besluit van 2 oktober 2013 te herroepen wegens een aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid en heeft bepaald dat de uitspraak van de Afdeling in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Hiermee ligt de weg voor de nabestaande open om eventueel schadevergoeding te vorderen wegens het nemen van een onrechtmatig besluit.
IGZ mag niet handhaven totdat individuele beoordeling heeft plaatsgevonden
De vierde zaak waar ik u op wijs, betreft een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (GZR 2016-0241). Het gaat in deze zaak om een geschil tussen Natuur- en Gezondheidsproducten Nederland en de Staat der Nederlanden over de (aankondiging van de) aanpassing van het beleid van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) met betrekking tot melatonine-houdende producten. Volgens de IGZ is bij een product met een hoeveelheid melatonine van 0,3 mg of meer sprake van een geneesmiddel, zodat aan al de vereisten van de Geneesmiddelenwet moet worden voldaan. De rechtbank heeft naar aanleiding van de standpunten de IGZ geboden om bij elke (beleidsaankondiging en -vaststelling die gepaard gaat met een) onvoorwaardelijke kwalificatie van melatonine-houdende producten als geneesmiddel naar werking, van geval tot geval en per individueel product, rekening te houden met alle kenmerken van het product, in het bijzonder de samenstelling, de farmacologische, immunologische en metabolische eigenschappen zoals deze bij de huidige stand van de wetenschap kunnen worden vastgesteld, de gebruikswijzen, de omvang van de verspreiding ervan, de bekendheid van de consument ermee en de risico’s die het gebruik ervan kan meebrengen, en deze toets uit te voeren op controleerbare en transparante wijze. De IGZ moet, totdat deze individuele beoordeling plaatsvindt, melatonine-houdende producten toelaten in het handelsverkeer, toelaten dat zij in voorraad worden gehouden, worden verkocht, worden afgeleverd en ter hand gesteld, worden ingevoerd of anderszins binnen of buiten het Nederlandse grondgebied worden gebracht en moet zich onthouden van het ter zake handhavend optreden op grond van de Geneesmiddelenwet.
Geen formele opzegging overeenkomst, maar door uitlatingen einde lidmaatschap MSB
De laatste zaak waar ik u op wijs, betreft de eerste uitspraak – in dit geval in kort geding – van het Scheidsgerecht voor de Gezondheidszorg in een geschil tussen een medisch specialistisch bedrijf (MSB) en een medisch specialist (GZR 2016-0247). De medisch specialist, een anesthesioloog, is overeenkomstig een aansluitings- en dienstverlenings-overeenkomst (A&D-overeenkomst) lid geworden van het MSB, dat op zijn beurt een samenwerkingsovereenkomst met het ziekenhuis is aangegaan. Op 31 december 2014 informeerde de anesthesioloog de raad van het bestuur van het ziekenhuis dat hij per 1 juli 2015 zijn werkzaamheden binnen het ziekenhuis wenste te beëindigen. In juni 2015 echter schreef hij bereid te zijn ook na 30 juni 2015 zijn werkzaamheden in het ziekenhuis voort te zetten. De raad van bestuur stemde daarmee in. De relatie met de anesthesioloog werd echter gekenmerkt door problemen, die overigens de hele vakgroep anesthesiologie betroffen, en voor het MSB reden waren om de relatie met de anesthesioloog niet voort te zetten. Deze laatste stemde daar (uiteraard) niet mee in, hetgeen aanleiding vormde voor het verzoek aan het Scheidsgerecht om de uitschrijving uit het register van het MSB ongedaan te maken en hem in staat te stellen medisch specialistische zorg te verlenen. Het Scheidsgerecht heeft in dat verband vastgesteld dat de A&D-overeenkomst door geen van beide partijen was opgezegd of beëindigd op een wijze als in die overeenkomst is voorzien. Dat heeft echter niet zonder meer tot gevolg dat de vordering van de anesthesioloog dient te worden toegewezen. De brief van de anesthesioloog van 31 december 2014 had immers wel degelijk de strekking om zijn vertrek per 31 december 2014 aan te kondigen en daarmee valt een lidmaatschap met het MSB niet te verenigen, aldus het Scheidsgerecht. Het MSB zelf heeft bovendien nimmer uitingen gedaan die konden worden opgevat als een voortzetting van het lidmaatschap. Volgens het Scheidsgerecht is er, alles afwegende, onvoldoende grond voor het treffen van een voorlopige voorziening zoals gevorderd. Daarvoor is te minder reden nu het vertrouwen in een vruchtbare samenwerking met de anesthesioloog is verdwenen.
Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Dit keer treft u een annotatie van de hand van Hans van Mens (AKD advocaten) bij een uitspraak van de kantonrechter te Eindhoven (GZR 2016-0245). Onderdeel van het geschil dat ter beoordeling aan de kantonrechter voorlag, was de vraag of de werknemer recht had op de wettelijke transitievergoeding of op de (minder aantrekkelijke) cao-vergoeding welke cao-vergoeding op grond van de wet voorrang heeft op de transitievergoeding. De uitspraak was voor Hans van Mens aanleiding om in te gaan op de complexe (overgangs)situatie met betrekking tot ontslagvergoedingen voor werknemers. Hij geeft in dat verband een lezenswaardig overzicht van de situatie tot 1 juli 2015, tot 1 juli 2016 en na 1 juli 2016.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Tot slot bericht ik u dat ik in verband met zwangerschapsverlof een periode afwezig zal zijn. Uw nieuwsbrief zal op de gebruikelijke termijn van twee weken worden verzorgd door Astrid van der Wal. Alleen de nieuwsbrief van 22 juli zal in verband met de zomervakantie komen te vervallen.
Ik wens u een mooie zomer en alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates
Rechtbank
- Rechtbank Den Haag In deze zaak van de Rechtbank Den Haag staat de vraag ter discussie of de (aankondiging van) aanpassing van het beleid van de IGZ met betrekking tot melatonine-houdende producten in strijd is met Europees recht/het Hecht-Pharma-arrest. De rechtbank oordeelde dat indien de IGZ beleid voert ten aanzien van melatonine-houdende producten en dit beleid gepaard laat gaan met een onvoorwaardelijke kwalificatie als geneesmiddel, daaraan een individueel onderzoek per product als bedoeld in het Hecht-Pharma-arrest ten grondslag dient te liggen. 01-06-2016
- Rechtbank Midden-Nederland Eiser heeft een metaal-op-metaal heupprothese geplaatst gekregen. Zijn zorgverzekeraar weigert de kosten te vergoeden, omdat deze heupprothese niet tot de stand van de wetenschap en praktijk behoort. De zorgverzekeraar verwijst daarvoor onder andere naar een advies van het Zorginstituut Nederland. De kantonrechter oordeelt dat de zorgverzekeraar het advies van het Zorginstituut heeft mogen overnemen, omdat het Zorginstituut bij uitstek deskundig moet worden geacht om te toetsen of een bepaalde vorm van zorg voldoet aan het criterium van de stand van wetenschap en praktijk. Eiser wordt in het ongelijk gesteld. 25-05-2016
- Rechtbank Oost-Brabant Het UWV weigert een ontslagvergunning omdat onvoldoende zou zijn aangetoond dat voor werknemer geen werk meer aanwezig is. In hoger beroep oordeelt de kantonrechter anders. Wegens verval van de functie ontbindt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst. In principe heeft de werknemer alleen recht op de wachtgeldregeling uit de cao en geen recht op de transitievergoeding omdat op grond van het overgangsrecht de wachtgeldregeling voorgaat. Omdat echter de wachtgeldregeling per 1 januari 2016 uit de cao is gehaald, heeft werknemer recht op de transitievergoeding. 04-05-2016
Raad van State
Centrale Raad van Beroep
- Centrale Raad van Beroep Aan een cliënt is op grond van de Wmo 2007 huishoudelijke hulp toegekend in de vorm van te behalen resultaten, zogenoemde resultaatsgebieden. De toekenning van huishoudelijke verzorging in resultaatsgebieden mist volgens de Centrale Raad van Beroep echter een duidelijke maatstaf als niet duidelijk uit de beleidsregels en de beschikking blijkt op welke wijze concrete invulling wordt gegeven aan het bereiken van de resultaten van een schoon en leefbaar huis. 18-05-2016
- Centrale Raad van Beroep Huishoudelijke hulp valt onder de reikwijdte van de Wmo 2015. Een maatwerkvoorziening in de vorm van standaardmodules (een basismodule en aanvullende modules) is toegestaan, maar het aantal uren huishoudelijke hulp in de standaardmodules moet gebaseerd zijn op objectieve criteria voortkomend uit deugdelijk onderzoek verricht door onafhankelijke derden. 18-05-2016
- Centrale Raad van Beroep Huishoudelijke verzorging kan worden aangeboden in de vorm van een algemene voorziening. Deze voorziening kan als basisvoorziening voorliggend zijn op een eventueel in aanvulling daarop te verstrekken maatwerkvoorziening. Het vragen van een eigen bijdrage voor een algemene voorziening is mogelijk mits vastgelegd in de verordening. Daarnaast moet onderzocht worden of de aangeboden voorziening financieel haalbaar is voor de cliënt. 18-05-2016
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In deze zaak gaat het om een klacht tegen een arts die een keuring verricht voor het UWV maar geen verzekeringsarts is, medische gegevens vermeldt in het niet-medische rapport en weigert haar BIG-nummer te verstrekken. De klacht is deels gegrond geacht, maar de arts wordt geen maatregel opgelegd. 14-06-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage De huisarts is ten onrechte afgegaan op informatie van de onervaren stagiaire-triagiste, waardoor de cardiale oorzaak van de klachten is gemist. Er zijn geen aanwijzingen dat de arts moest twijfelen aan het handelen van de triagiste maar hij had wel moeten doorvragen. De arts krijgt een waarschuwing. 14-06-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klaagster verwijt de internist dat haar moeder te lang op de spoedeisende hulp heeft gelegen zonder enige vorm van behandeling, ten gevolge waarvan zij later is komen te overlijden. Het RTG oordeelt dat de klacht niet-ontvankelijk is. Het CTG verklaart klaagster wel ontvankelijk en stelt dat de internist geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Het controleren of het infuus was aangelegd en/of goed zat bij patiënte behoorde niet tot zijn verantwoordelijkheid. De klacht wordt afgewezen. 07-06-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In deze zaak gaat het om een klacht van de IGZ wegens een links/rechts-verwisseling door een orthopedisch chirurg ten gevolge van het niet opvolgen van de richtlijn 'Het Preoperatieve Traject'. De chirurg heeft op onjuiste wijze de time-out-procedure toegepast met een onveilige werkwijze tot gevolg. Het CTG oordeelt dat, ondanks het professionele en verantwoordelijke optreden van verweerder, de ernst van de fout de maatregel berisping rechtvaardigt. 07-06-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klacht jegens een psychiater/geneesheer-directeur wegens onzorgvuldig handelen door de geneeskundige verklaring te ondertekenen zonder enige controle op het dossier. Het RTG heeft de klacht gegrond verklaard en een waarschuwing opgelegd. Hoewel in beroep minder klachtonderdelen gegrond zijn, blijft de waarschuwing in stand. 07-06-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In deze zaak gaat het om een klacht jegens een verzekeringsarts BMA in verband met adviezen aan de IND over de gezondheidstoestand van klager. In eerste aanleg is door het RTG geoordeeld dat de adviezen die betrekking hebben op de ernstige hartafwijking van de minderjarige klager onzorgvuldig en ondeskundig waren. Het CTG oordeelt dat een deel van de beroepsgronden van de arts slaagt, maar dat vaststaat dat een advies van 19 juli 2012 niet op de juiste feiten en omstandigheden is gebaseerd. De arts krijgt een waarschuwing. 07-06-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven In deze zaak gaat het om een klacht jegens een verzekeringsarts wegens het onder meer verstrekken van medische gegevens van klager aan gemeentelijke ambtenaren en het opstellen van een onvoldoende transparant rapport. De klacht is gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder krijgt een waarschuwing en de beslissing zal worden gepubliceerd. 06-06-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Klager verwijt de verzekeringsarts het schenden van zijn beroepsgeheim vanwege het doorsturen van het medisch dossier van klager aan de werkgever van klager en zijn advocaat. De verzekeringsarts kan verantwoordelijk worden gehouden voor een dergelijke verstrekking, maar deze verstrekking is niet komen vast te staan. De klacht is ongegrond. 06-06-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Verweerder is huisarts. In een conflict tussen twee leden van een kerkelijke gemeenschap heeft hij opgetreden als onafhankelijk medisch adviseur van een van de twee partijen. Hij heeft zich daarbij op verschillende momenten gepresenteerd als huisarts en bij de ondersteuning van de betreffende partij heeft hij gebruikgemaakt van zijn medische expertise en zijn gezag als arts. Het college is daarom van oordeel dat verweerder – hoewel geen van beide partijen patiënt bij hem was – handelde in zijn hoedanigheid van arts. De klacht is daarom ontvankelijk. Het handelen van verweerder is in strijd met de tweede tuchtnorm, omdat verweerder zonder toestemming van klaagster vertrouwelijke informatie over haar heeft verspreid. De arts krijgt een waarschuwing. 03-06-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle In deze zaak gaat het om een klacht van de Inspectie. Een huisarts heeft een labiumreductie uitgevoerd maar is hiertoe niet bekwaam en dus onbevoegd. Weliswaar is de ingreep uitgevoerd conform de medische standaard en was er bij de ontstane complicatie voldoende nazorg door verwijzing naar specialistische hulp, maar er is onvoldoende screening en voorlichting vooraf geweest. Nu de huisarts onder meer heeft aangegeven de ingreep niet meer te zullen uitvoeren kan in dit bijzondere geval worden volstaan met een waarschuwing. 03-06-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Een klacht van de IGZ tegen een anesthesioloog naar aanleiding van de melding van een calamiteit (het overlijden van de bij een operatie betrokken patiënte). Volgens de IGZ is verweerder tekortgeschoten in de zorg jegens patiënte omdat zij door de handelwijze van verweerder is blootgesteld aan onnodige extra risico’s. Verweerder zou geen specifieke instructies aan de anesthesiemedewerker hebben gegeven, zou onvoldoende invulling hebben gegeven aan zijn eindverantwoordelijkheid en zou onvoldoende invulling hebben gegeven aan zijn dossierverplichting. Alle klachtonderdelen worden ongegrond verklaard. 01-06-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klager, die ongewenst opgenomen is geweest op de gesloten afdeling van een instelling, verwijt de aldaar werkzame psychiaters (i) (onrechtmatig) toepassen van dwangmaatregelen; (ii) niet met klager te communiceren en hem niet te informeren; (iii) niet-onafhankelijke medische verklaringen op te stellen met een onjuiste diagnose alsmede (iv) niets te doen aan de dagelijkse gang van zaken op de afdeling, die niet adequaat was en niet op behandeling gericht. Het RTG verklaart de klachten kennelijk ongegrond en het CTG verwerpt het beroep. De besluitvorming rondom een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging, waarbij sprake is van vrijheidsbeneming, dient zorgvuldig tot stand te komen. De termijn waarvoor een rechterlijke machtiging wordt verleend dient te worden aangemerkt als een harde termijn, die uitsluitend kan worden verlengd door een expliciete rechterlijke beslissing. 26-05-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Klager verwijt verweerder, chirurg, dat hij bij een operatie aan een steekwond een perforatie van de darm heeft gemist, waardoor klager een buikvliesontsteking heeft gekregen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart het klachtonderdeel gegrond en legt verweerder een waarschuwing op. Hierbij houdt het Regionaal Tuchtcollege rekening met de omstandigheid dat verweerder gedurende de veertig jaar dat hij als chirurg werkzaam is geweest nimmer met het tuchtrecht in aanraking is geweest. 25-05-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In deze zaak gaat het om een klacht van de IGZ tegen een verpleegkundige wegens seksueel grensoverschrijdend gedrag jegens een patiënt. De klacht is gegrond. Er wordt een maatregel opgelegd: voorwaardelijke schorsing van twaalf maanden, met een proeftijd van twee jaar en met, naast algemene, ook specifieke voorwaarden, waaronder behandeling door een GZ-psycholoog of psychotherapeut, met betrokkenheid van de IGZ. 24-05-2016