Naar boven ↑

Update

Nummer 7, 2015
Uitspraken van 20-03-2015 tot 02-04-2015
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Gemiste diagnose caudasyndroom
Een eerste uitspraak waar ik u op wijs, ziet op een te laat gestelde diagnose caudasyndroom (GZR 2015-0127). De patiënte in kwestie stelde dat dit syndroom eerder door de arts-assistent neurologie had moeten worden opgemerkt, waardoor het ziektebeloop anders zou zijn geweest. Haar schade komt daarom volledig voor vergoeding in aanmerking, aldus de patiënte. In eerste aanleg werd de patiënte daarin echter niet gevolgd. Hoewel de rechtbank een tekortkoming van de arts aannam, kon zij niet vaststellen dat het ziektebeloop anders was geweest. Voor toepassing van de omkeringsregel was geen plaats, aldus de rechtbank. Wel achtte de rechtbank het aannemelijk dat er een kans was dat het ziektebeloop beter was geweest; deze kans werd op 70% geschat. In hoger beroep stelde de patiënte opnieuw dat al haar schade voor vergoeding in aanmerking moet komen. Ook het hof volgde de patiënte daarin echter niet; hij achtte een deskundigenbericht nodig om de vraag te kunnen beantwoorden of sprake is van een tekortkoming en zo ja, of bij eerdere ontdekking van het caudasyndroom het behandelingsresultaat beter was geweest. Net als de rechtbank zag het hof geen ruimte voor toepassing van de omkeringsregel; de geschonden norm is te algemeen. Vermeldenswaard is nog dat in deze zaak ook een artikel 843a Rv-incident speelde. Het ziekenhuis waar een en ander zich had afgespeeld, had een verzoek gedaan tot overlegging van bandopnames betreffende gesprekken tussen de patiënte en de betrokken artsen. Het hof oordeelde daaromtrent dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het ziekenhuis een rechtmatig belang had bij inzage in de desbetreffende bandopnamen en dat er geen gewichtige redenen waren om de vordering af te wijzen.

Tarieven voor orthodontie deugdelijk vastgesteld
Ik wijs u voorts op een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (GZR 2015-0128). Aan de uitspraak ligt een geschil ten grondslag tussen de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) enerzijds en de vereniging Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkunde (NMT) en de Vereniging van Orthodontisten (VvO) anderzijds. Het geschil heeft betrekking op de tarieven voor orthodontie; deze waren door de NZa verlaagd. Ten onrechte, zo betoogde de NMT en de VvO. Zij droegen daarvoor aan dat het onderzoek waarop de verlaging was gebaseerd ondeugdelijk was. Het college volgde de NMT en de VvO echter niet.
Voorts heeft het college zich nog uitgesproken over een formeel punt. De NMT had betoogd dat een partij, voordat een beslissing wordt genomen over het opleggen van geheimhouding, op grond van artikel 8:29 Awb moet worden gehoord. Nu dit niet is gebeurd, is sprake van schending van artikel 6 EVRM, aldus de NMT. Het college oordeelde dat partijen niet voorafgaand aan de beslissing tot geheimhouding hoeven te worden gehoord. Voorts was volgens het college geen sprake van schending van artikel 6 EVRM, omdat – kort gezegd – was gebleken dat ook zonder de brondatabase door de NMT goed onderbouwde vraagtekens konden worden geplaatst bij de gebruikte onderzoeksmethoden en de gebruikte onderzoeksgegevens en -resultaten.

Inzage in medische dossiers bij fraudeonderzoek
Een kwestie waar ik ook op wijs ziet op een fraudeonderzoek (GZR 2015-0129). Verzekeraar Achmea besloot tot dit middel naar aanleiding van anonieme verklaringen over een zorgaanbieder. De zorgaanbieder in kwestie weigerde echter inzage in de medische dossiers. Een en ander leidde tot een vordering in kort geding. De zorgaanbieder vorderde, kort gezegd, Achmea te verbieden om de zorgaanbieder te verplichten dan wel onder druk te zetten om Achmea inzage te verschaffen in de medische dossier van haar patiënten. Na een uiteenzetting van de regelgeving op dit gebied – de Regeling zorgverzekering in combinatie met artikel 87 Zorgverzekeringswet en de Wet beschermingspersoonsgegevens – oordeelde de voorzieningenrechter dat Achmea aan de in de Regeling zorgverzekering gestelde eisen had voldaan. Zo had Achmea aan de hand van een specifieke risicoanalyse een specifiek controleplan opgesteld conform artikel 7.8 van de Regeling zorgverzekering. Ook zou de verwerking van de persoonsgegevens, ter bescherming van de privacybelangen van de patiënten, geschieden onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur. De voorzieningenrechter wees de vordering van de zorgaanbieder dan ook af.

Hoewel in deze nieuwsbrief meerdere interessante uitspraken van de tuchtcolleges zitten, wil ik uw aandacht vestigen op twee uitspraken van het Regionaal tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle.

Psychiater die kinderporno downloadt mag geen zorg verlenen aan minderjarigen
In de eerste zaak had de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) een klacht ingediend jegens een psychiater die kinderporno zou hebben gedownload en in zijn bezit zou hebben gehad (GZR 2015-0141). De psychiater was hiervoor strafrechtelijk veroordeeld. Hoewel privégedragingen in beginsel niet door het tuchtrecht worden bestreken, overwoog het tuchtcollege dat door dergelijk gedrag het vertrouwen dat de maatschappij moet kunnen stellen in beroepsbeoefenaren in het algemeen en in dit geval in de psychiater wezenlijk wordt aangetast. Tegen deze achtergrond is het handelen van de psychiater niet los te zien van zijn hoedanigheid van BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar en is er voorts sprake van voldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg, aldus het tuchtcollege. De IGZ was dus ontvankelijk in haar klacht. Het tuchtcollege heeft de psychiater vervolgens de bevoegdheid ontzegd om individuele gezondheidszorg te verlenen aan minderjarigen en heeft bepaald dat deze beslissing onmiddellijk van kracht wordt.

Vaatchirurg mag geen heelkundige handelingen meer verrichten
In de tweede zaak had de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) een klacht ingediend jegens een vaatchirurg die ernstig zou zijn tekortgeschoten bij de operatie van een patiënt (GZR 2015-0150). De zaak was aan het licht gekomen nadat een collega daarvan melding had gemaakt. De patiënt is inmiddels overleden. Het tuchtcollege kon zich grotendeels vinden in de, de chirurg gemaakte, verwijten; hij was ernstig tekortgeschoten in de zorgverlening en de dossiervoering was zeer onder de maat. De ernst van de situatie komt tot uitdrukking in de maatregel die de arts is opgelegd: hij mag niet langer heelkundige behandelingen verrichten in het geval hij zich wederom in het BIG-register in de hoedanigheid van arts laat inschrijven. Een nog verdergaande maatregel achtte het tuchtcollege niet aangewezen. Dat de arts onvoldoende bekwaam moet worden geacht om in zijn algemeenheid als arts te kunnen functioneren was niet gebleken. Het tuchtcollege heeft daarentegen geen aanleiding gezien om als verzachtende omstandigheid rekening te houden met de aandacht die de arts in de media ten deel is gevallen als gevolg van het bevel dat de IGZ hem had opgelegd. Het college heeft met de op te leggen maatregel immers de bewaking van de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg voor ogen gehad en niet de bestraffing van de arts, aldus het tuchtcollege.

Annotaties
Ik maak u ook graag attent op onze annotaties. Deze keer is er een annotatie van de hand van Coen Verberne bij een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam in het kader van de nasleep van het faillissement van het Ruwaard van Putten ziekenhuis te Spijkenisse (GZR 2015-0111). Twee oogartsen van het ziekenhuis vorderden betaling van opgebouwde goodwill alsmede voor één van hen een aanvullende schadevergoeding en voor de ander een voortgezet dienstverband dan wel vervangende schadevergoeding. De rechtbank wees de vordering echter af. Coen geeft de beweegredenen van de rechtbank weer.

Commentaren
Een commentaar is er dit keer van mijn hand. Met de intrekking van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) per 1 januari 2015 is ook artikel 53, derde lid, Wjz ‘niet meer’. Dit artikel maakte duidelijk dat een arts zijn beroepsgeheim mag doorbreken mits noodzakelijk om een situatie van kindermishandeling te beëindigen of een redelijk vermoeden van kindermishandeling te onderzoeken. Maar hoe is dat nu geregeld? Het commentaar geeft inzage in de nieuwe wetgeving aangaande kindermishandeling en de mogelijkheid van doorbreking van het beroepsgeheim.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Gezondheidsrecht cursussen live volgen vanaf uw werkplek?
Volg een cursus ‘GZR Actueel en verdiept’, live webinars inclusief PO-punten. In twee uur tijd en op hoog niveau wordt u bijgepraat over de laatste ontwikkelingen binnen het gezondheidsrecht. U kunt daarbij denken aan jurisprudentie, wetsvoorstellen of belangwekkende tijdschriftartikelen.
Data: 18 juni; 15 oktober; 3 december 2015
Kosten: € 138 excl. btw per webinar (2 PO-punten)
Meer informatie en inschrijven

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@budh.nl.

Paaseitjes

Alvast een goed paasweekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hof

Rechtbank

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Tuchtcolleges