Naar boven ↑

Update

Nummer 18, 2015
Uitspraken van 04-09-2015 tot 16-09-2015
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Verpleegkundige doorgehaald en beroepsverbod wegens seksueel misbruik
De eerste zaak die ik er voor u uitlicht, betreft eigenlijk twee zaken, maar deze hebben betrekking op één beroepsbeoefenaar. Deze beroepsbeoefenaar is een verpleegkundige, werkzaam op een psychiatrische afdeling van het Atrium Medisch Centrum. Na aangifte door drie van aan zijn zorg toevertrouwde patiënten is de verdenking gerezen dat de verpleegkundige zijn patiënten seksueel zou misbruiken. Hierop heeft het medisch centrum een klacht ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Het tuchtcollege heeft grensoverschrijdend gedrag voldoende aannemelijk geacht en de registratie van de verpleegkundige doorgehaald. Dit lot werd bezegeld door het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (GZR 2015-0385). Het tuchtcollege overwoog te dier aanzien dat uit een oogpunt van een adequate zorgverlening door zorgverleners die integer en betrouwbaar dienen te zijn voor de – zich veelal in een kwetsbare situatie bevindende – zorgbehoevenden, de genoemde gedragingen zodanig strijdig zijn met hetgeen van een integere en betrouwbare zorgverlener verwacht mag worden, dat alleen een maatregel die erop is gericht te voorkomen dat zorgbehoevenden nog verder aan dat gedrag van die zorgverlener worden blootgesteld, passend en geboden is.

De verpleegkundige is daarnaast strafrechtelijk vervolgd en diende zich op 25 augustus 2015 ten overstaan van de Rechtbank Limburg te verantwoorden. De rechtbank heeft de hem verweten gedragingen – ontucht met aan zijn zorg toevertrouwde patiënten – wettig en overtuigend bewezen geacht (GZR 2015-0390). Wat de straf betreft, overwoog ook de rechtbank net als het tuchtcollege dat alleen een zware straf passend is en legde de verpleegkundige om die reden een gevangenisstraf op voor de duur van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk. Voorts is hem een beroepsverbod opgelegd voor de duur van vijf jaren. Het feit dat de verpleegkundige reeds geschrapt is uit het BIG-register vormde naar het oordeel van de rechtbank geen grond om de straf te matigen.

Melatonine 0,3 mg+ niet zonder nader onderzoek als geneesmiddel aan te merken
De tweede zaak waar ik u op wijs, betreft een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het geschil dat in deze voorzieningenprocedure ter beoordeling voorlag, zag op de vraag of de Inspectie voor de Gezondheidszorg handhavend mocht optreden tegen het aanbod van melatonine in een dosering van 0,3 mg of meer. De inspectie was die mening toegedaan omdat het zou gaan om een geneesmiddel (naar werking) waarvoor een handelsvergunning vereist is. Het hof overwoog met inachtneming van het arrest Hecht-Pharma (Hof van Justitie van de Europese Unie 15 januari 2009, ECLI:EU:C:2009:5) echter dat de inspectie niet zonder individuele beoordeling van het product de melatonine als geneesmiddel had mogen aanmerken (GZR 2015-0388). Het hof heeft de inspectie dan ook geboden om producten met een dosering van 0,3 mg tot 5 mg melatonine toe te laten in het handelsverkeer en haar geboden zich te onthouden van handhaving totdat in de bodemprocedure is geoordeeld over de vraag of de melatonineproducten kunnen worden gekwalificeerd als geneesmiddel (naar werking). Ook de geplaatste mededeling op de website van de inspectie moet – met het oog op de werking en de effecten daarvan op de markt – worden gerectificeerd, aldus het hof.

MOM-heupprothese niet ongeschikt en geen toerekening wegens afwezigheid wetenschap
Ik wijs u voorts op een vonnis van de Rechtbank Rotterdam ter zake van de MOM-heupprothesen (GZR 2015-0389). Deze prothesen zijn in opspraak geraakt in verband met de hoeveelheden chroom en kobalt die vrij konden komen en klachten konden veroorzaken. De heupprothesen zijn inmiddels van de markt gehaald. De patiënt die de onderhavige procedure startte, betrof een patiënt bij wie verhoogde kobaltwaarden waren aangetroffen na plaatsing van een rechter- en linkerheupprothese. Nadat de linkerheupprothese door een ander type en merk werd vervangen, verdwenen de klachten. De patiënt stelde zich dan ook op het standpunt dat de MOM-heupprothese ongeschikt moet zijn geweest en dat het ziekenhuis waar de heupprothesen zijn geplaatst aansprakelijk is voor zijn schade. De aansprakelijkheid zou berusten op een krachtens schuld toerekenbare tekortkoming dan wel op een krachtens de wet toerekenbare tekortkoming. Met dit laatste werd de toerekening krachtens artikel 6:77 BW bedoeld. De rechtbank heeft eerst overwogen dat niet vastgesteld kan worden dat de heupprothese ongeschikt is. De patiënt had daarvoor te weinig gesteld terwijl het van de kant van het ziekenhuis werd betwist. Niettemin heeft de rechtbank overwegingen gewijd aan de toerekenbaarheid van de tekortkoming zo ervan uit zou moeten worden gegaan dat de prothese wel ongeschikt zou zijn. De rechtbank heeft in dat kader geoordeeld dat schuld noch toerekening krachtens artikel 6:77 BW aan de orde kan zijn, omdat de problemen met de MOM-heupprothese op het moment van implantatie nog niet bekend waren of konden zijn.

Hoofdbehandelaar mag delegeren mits regie wordt gevoerd
De laatste zaak waar ik u op wijs, betreft een uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg en heeft betrekking op het handelen van een hoofdbehandelaar (GZR 2015-0401). Deze hoofdbehandelaar, een psychiater, had de intakegesprekken met een patiënt overgelaten aan een maatschappelijk werker. De patiënt in kwestie klaagde hierover en stelde zich onder meer op het standpunt dat hij had moeten worden behandeld door een kundig persoon en niet door een medewerker. Het tuchtcollege oordeelde evenwel dat het de psychiater als hoofdbehandelaar was toegestaan de intake overeenkomstig de in het interne kwaliteitshandboek vastgelegde standaardprocedure over te laten aan een andere functionaris die voldoet aan de daaraan te stellen kwaliteitseisen, mits hijzelf de regie behield. Het tuchtcollege heeft voorts overwogen dat de psychiater onder omstandigheden verantwoordelijk zou kunnen worden gehouden voor onjuist gedrag van de functionaris, maar dat in het onderhavige geval niet kan worden vastgesteld dat daarvan sprake is geweest. In het kader van de intake hebben vier gesprekken plaatsgevonden tussen klager en een maatschappelijk werker. Tijdens die gesprekken heeft de maatschappelijk werker de SCID I- en SCID II-vragenlijsten toegepast. Als voldoende onderbouwd gesteld en onvoldoende gemotiveerd weersproken heeft het tuchtcollege voorts als vaststaand aangenomen dat deze maatschappelijk werker de zogenoemde Voortgezette Opleiding heeft afgerond, aanvullende cursussen heeft gevolgd en ten tijde van de intake over 32 jaar relevante werkervaring binnen de psychiatrie beschikte. Ook woog het tuchtcollege mee dat de psychiater ter zitting had verklaard dat de samenwerking met de maatschappelijk werker goed verliep en dat de maatschappelijk werker bij twijfels of onduidelijkheden het overleg met hem zocht.

Annotaties
Verder maak ik u graag attent op onze annotaties. Deze keer treft u een annotatie aan van de hand van Bas van Schelven (PwC) bij een vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland, GZR 2015-0251. Bas deed onderzoek naar de vraag of een voorafgaande verwijzing een voorwaarde kan zijn voor vergoeding van medisch specialistische zorg, zulks naar aanleiding van het oordeel van de rechtbank dat AlleKleur gebonden is aan de in de polisvoorwaarden opgenomen bepaling dat een verwijzing vereist is voor de dekking van zorg.

Commentaren
Ik wijs u tevens op onze commentaren. Dit keer is er een commentaar van mijn hand bij het wetsvoorstel Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, Kamerstukken 34272, dat op 2 september jl. bij de Tweede Kamer werd ingediend.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@budh.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

 

Hof

Rechtbank

Tuchtcolleges