Naar boven ↑

Update

Nummer 16, 2015
Uitspraken van 01-08-2015 tot 17-08-2015
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Aannemelijk disfunctioneren als zwaarwegend belang
De eerste uitspraak waar ik u op wijs, ziet op de vraag of de aansluitovereenkomst tussen een huisarts en een huisartsenpost door deze laatste kon worden opgezegd (GZR 2015-0340). Deze vraag lag ter beantwoording voor aan de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant. Volgens de huisartsenpost was de huisarts bij een aantal patiënten tekortgeschoten en wees onderzoek van de Landelijke Commissie Advies uit dat de huisarts structureel disfunctioneerde; dit was voldoende reden voor een opzegging, aldus de huisartsenpost. De huisarts was het hier niet mee eens en stelde dat de opzegging nietig, dan wel vernietigbaar was, mede gezien de grote financiële consequenties. De voorzieningenrechter oordeelde vervolgens – mede op basis van het onderzoek van de Landelijke Commissie Advies – dat voldoende aannemelijk was geworden dat het handelen van de huisarts een dusdanige structurele en herhaaldelijke tekortkoming opleverde dat er een zwaarwegende grond voor opzegging van de aansluitovereenkomst bestond. De opzegging werd dan ook vooralsnog juist geacht. De voorzieningenrechter overwoog voorts dat het belang van een kwalitatief goede gezondheidszorg en het belang van de huisartsenpost dat de huisartsen verantwoorde en veilige zorg verlenen en zorgvuldig en in collegiaal verband hun werkzaamheden kunnen uitvoeren, dienen te prevaleren boven het belang van de huisarts om zijn werk te kunnen blijven uitoefenen. De opzegging is dan ook, anders dan door de huisarts verzocht, niet opgeschort totdat de bodemrechter zich heeft uitgelaten over de rechtmatigheid van de opzegging.

Met beroepsnormen, GOMA en Kwaliteitswet strijdig gedrag levert voorwaardelijke schorsing op
De tweede uitspraak waar ik u op wijs, is gewezen door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle (GZR 2015-0343). De zaak was aangespannen door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en betrof het handelen van een anesthesioloog. De IGZ verweet de anesthesioloog dat hij, ondanks bekend te zijn met de pseudocholinesterase deficiëntie (PD) van de patiënte in kwestie, haar toch een gecontra-indiceerd middel had toegediend (Mivacron) terwijl er een alternatief middel voorhanden was en dat hij geen dubbelcheck had uitgevoerd voor de toediening. Hem werd eveneens slechte communicatie en het uitblijven van een melding aan de Raad van Bestuur verweten. Het Regionaal Tuchtcollege verklaarde alle klachtonderdelen gegrond en legde de anesthesioloog een voorwaardelijke schorsing op van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. Het Regionaal Tuchtcollege overwoog daartoe dat het tot de basiskennis van een anesthesioloog behoort dat dergelijke patiënten geen Mivacron toegediend mogen krijgen. Bovendien heeft hij door de afwezigheid van een dubbelcheck zichzelf de kans ontnomen de fout te herstellen, terwijl de check ook overigens tot het VMS-veiligheidsprogramma behoort. Ten aanzien van het derde klachtonderdeel overwoog het Regionaal Tuchtcollege dat de anesthesioloog, gelet op de Gedragscode ‘Openheid medische incidenten; betere afwikkeling Medische Aansprakelijkheid’ rekening had moeten houden met de wensen van patiënte wat de communicatie betreft. Tot slot is overwogen dat het hier gaat om een calamiteit in de zin van artikel 4a Kwaliteitswet zorginstellingen die gemeld had moeten worden.

Ontbreken maatschapsovereenkomst afgeleid uit feitelijke situatie
Voorts wijs ik u op een arrest van het Gerechtshof Den Haag (GZR 2015-0344). In geschil was of de radioloog in kwestie was toegetreden tot de maatschap Radiologen LangeLand Ziekenhuis of dat tussen haar en de maatschap een overeenkomst van opdracht bestond waarbij de radioloog haar beroep uitoefende als waarnemer, met handhaving van haar rechten op toetreding van de maatschap. Het hof oordeelde daaromtrent dat in het geval een schriftelijke overeenkomst ontbreekt – zoals hier – de totstandkoming van een overeenkomst mede kan worden afgeleid uit de tussen partijen bestaande feitelijke situatie. Als een radioloog vanaf het begin van de werkzaamheden als waarnemer voor de maatschap werkt, met de voorwaarden zelf te beslissen wanneer zij zou toetreden tot de maatschap, werkt zij tot het moment van toetreding op basis van een overeenkomst van opdracht. Er moet in dat geval sprake zijn van bijzondere feiten of omstandigheden die ertoe leiden aan te nemen dat de radioloog al tot de maatschap is toegetreden, aldus het hof.

Rechtbank legt straf op èn verleent BOPZ-machtiging
Een vierde uitspraak waar ik u op wijs, betreft een strafzaak (GZR 2015-0345). Een 23-jarige man die in een GGZ-instelling verbleef in het kader van een BOPZ-maatregel, had zijn behandelaars en de verplegers met een schroevendraaier bedreigd en daarbij een matras vernield. De rechtbank achtte dit bewezen. Vervolgens legde de Rechtbank Midden-Nederland niet alleen een straf op – een gevangenisstraf van 120 dagen – maar verleende zij ook een civielrechtelijke BOPZ-machtiging tot verplichte opname in een psychiatrisch ziekenhuis. De man werd vooralsnog voor de duur van zes maanden verplicht opgenomen in een speciaal bij hem passende psychiatrische instelling.

Vertegenwoordigingsbevoegdheid van de mentor gaat voor
De vijfde zaak waar ik u op wijs, betreft een niet-ontvankelijkheid van een klager in het kader van een tuchtprocedure (GZR 2015-0349). De dochter van een dementerende vader (de patiënt) had de klacht ingediend. De vraag was echter of de dochter ontvankelijk was nu er een mentor was benoemd. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven meende van niet. Het overwoog daartoe dat op grond van artikel 1:453, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek degene ten aanzien van wie een mentor is benoemd onbevoegd is rechtshandelingen te verrichten in aangelegenheden betreffende zijn verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding. In het tweede lid van hetzelfde artikel is bepaald dat de mentor de betrokkene met betrekking tot die rechtshandelingen in en buiten rechte vertegenwoordigt. Dit houdt in dat niet de dochter, maar de mentor de patiënt in rechte mag vertegenwoordigen, waarbij komt dat de mentor had laten weten dat de patiënt vanwege dementie niet in staat was om zelf zijn belangen waar te nemen en dat zij als mentor niet instemde met de klacht van de dochter.

“Ik zal mijn patiënten beter selecteren…”
Tevens vraag ik uw aandacht voor een zaak waarin een aangeklaagde plastisch chirurg zeer onzorgvuldig handelen werd verweten (GZR 2015-0351). Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle kon zich in de diverse klachtonderdelen vinden en overwoog dat uit de gepresenteerde feiten volgde dat de plastisch chirurg de organisatie van de door haar verleende zorg niet op orde had, onnodig veel en ernstige risico's had genomen en zich niet had gehouden aan de voor haar beroepsgroep geldende normen. De plastisch chirurg gaf geen genoegzame verklaringen voor het beleidsmatig afwijken van die normen en toonde geen inzicht in haar kwalijke handelen. Daar komt nog bij dat de plastisch chirurg in haar slotwoord verklaarde in het vervolg exact hetzelfde te blijven doen, maar haar patiënten beter te gaan selecteren. Een en ander bracht het Regionaal Tuchtcollege tot het oordeel dat niet kon worden volstaan met een beperkte maatregel; de arts werd dan ook een onvoorwaardelijke schorsing voor de maximale duur van een jaar opgelegd.

Bevel schorsing werkzaamheden terecht maar wel te lang
Tot slot wijs ik u op de kwestie Ruwaard van Putten (GZR 2015-0361). Daarover is al veel gesproken en geoordeeld, maar de onderhavige uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is het resultaat van de procedures die de cardiologen van Stichting Ruwaard van Puttenziekenhuis hebben gestart en gevoerd tegen de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (de minister). Het eerste aan deze uitspraak ten grondslag liggende besluit betreft een bevel van de IGZ inhoudende dat de cardiologen hun werkzaamheden voor in beginsel zeven dagen moesten staken. Het tweede besluit betreft de verlenging door de minister van de schorsing. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de cardiologen terecht zijn geschorst, maar dat die schorsing wel te lang heeft geduurd.

Annotaties met een bijzonder accent
Soms springt een zaak zo in het oog dat deze meer aandacht verdient dan normaal. Zo een zaak betreft de arts die een poging ondernam zijn ex-vrouw van het leven te beroven door twee junks opdracht te geven brand te stichten in haar woning (GZR 2015-0309). Ik ga daar niet over uitwijden, maar vraag uw aandacht voor het feit dat deze zaak door drie van onze annotatoren voorzien is van een noot. De eerste noot is afkomstig van Jørgen Simons (advocaat, Leijnse Artz), de tweede van Caroline van der Kolk (advocaat, Holla) en de derde van Aart Hendriks (Hoogleraar Gezondheidsrecht, Universiteit Leiden). Hun verschillende achtergrond maakt dat zij dezelfde casus vanuit een ander gezichtspunt benaderen en de accenten op net een ander feitelijk of procedureel punt leggen. Wat ons betreft is dat een meerwaarde, het laat zien hoe in de praktijk wordt aangekeken tegen een zaak, zonder daarin eenzijdig te zijn. Ik wens u dan ook veel leesplezier bij het lezen van deze annotaties.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u deze mailen naar gzr-updates@budh.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hof

Rechtbank

Tuchtcolleges