Naar boven ↑

Update

Nummer 15, 2015
Uitspraken van 09-07-2015 tot 31-07-2015
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Beleidsregel NZa te restrictief
Een eerste uitspraak waar ik u op wijs, is afkomstig van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (GZR 2015-0303). Zorgverlener ‘PuurZuid’ vocht in rechte de ‘Beleidsregel compensatie vaste activa AWBZ en GGZ in verband met invoering normatieve huisvestingscomponent’ van de Nederlandse Zorgautoriteit aan. Deze beleidsregel voorziet in de mogelijkheid voor zorgaanbieders om onder voorwaarden versneld te kunnen afschrijven op de resterende boekwaarde van vaste activa. Het beroep had succes. Het College achtte de beleidsregel te restrictief geformuleerd met betrekking tot de voor compensatie in aanmerking komende gevallen en daarom in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en het verbod van willekeur.

Kennisname stukken fraudeonderzoek alleen met toestemming
Een tweede uitspraak waar ik u op wijs, ziet op het handelen van een bedrijfsarts (GZR 2015-0304). De uitspraak is afkomstig van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage en lezenswaardig omdat daarin een oordeel is vervat over het gebruik van gegevens uit een fraudeonderzoek bij een geneeskundige beoordeling in het kader van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Het college oordeelde dat de bedrijfsarts door kennisname en gebruik van beeldmateriaal in strijd handelde met de zorg die hij ten opzichte van de onderzochte persoon behoorde te betrachten. Het primaire doel van het onderzoek in opdracht van de verzekeraar was gericht op het achterhalen van eventuele fraude en niet op een verzekeringsgeneeskundige beoordeling. De informatie uit het onderzoek had dan ook niet voor dit laatstgenoemde doel gebruikt mogen worden dan met toestemming van de onderzochte persoon, aldus het tuchtcollege. Hij werd gewaarschuwd.
Andere oordelen over bedrijfsartsen en de omschrijving van de norm waaraan zij moeten voldoen, treft u aan in opvolgende uitspraken van hetzelfde tuchtcollege (GZR 2015-0305; GZR 2015-306; GZR 2015-307).

Ongeschikt wegens geestelijke gesteldheid
Een belangwekkende uitspraak in een zaak waarvan u de casus vast kent, is afkomstig van het College van Medisch Toezicht (GZR 2015-0309). Onderwerp van het primaire verzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) om de inschrijving van de arts door te halen en bij wijze van voorlopige voorziening een schorsing van zijn inschrijving in het BIG-register op te leggen, is de arts die gepoogd heeft door middel van (opdracht tot) brandstichting zijn ex-echtgenote om het leven te brengen. De arts werd in 2005 door het Gerechtshof ’s-Gravenhage veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaar wegens het medeplegen van poging tot moord (ECLI:NL:GHSGR:2005:AT3414). De IGZ diende vervolgens in 2013 een tuchtklacht in. Deze klacht leidde in eerste aanleg tot een niet-ontvankelijkverklaring van de IGZ (GZR 2014-0041). De IGZ stelde tegen deze beslissing beroep in. Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg oordeelde begin 2015 dat de klacht ontvankelijk was en tevens gegrond (GZR 2015-0068). De arts werd echter geen maatregel opgelegd, omdat het gewraakte handelen meer dan twaalf jaar geleden had plaatsgevonden, de arts een gevangenisstraf opgelegd had gekregen die voor het grootste deel ten uitvoer was gelegd, en omdat de arts in de periode van detentie een resocialisatieprogramma gericht op het hervatten van zijn werkzaamheden als (alternatief) arts had gevolgd en op grond daarvan in 2012 als basisarts aan het werk was gegaan. De weigering mee te werken aan een geneeskundig onderzoek naar de geestelijke gesteldheid van de arts leidde echter tot het onderhavige verzoek van de IGZ, dat door het College van Medisch Toezicht werd toegewezen. Het college is van oordeel dat de arts wegens zijn geestelijke gesteldheid ongeschikt is voor het uitoefenen van het beroep als arts en dat het stellen van bijzondere voorwaarden de patiëntveiligheid onvoldoende kan waarborgen. Aldus is een doorhaling van de inschrijving uitgesproken evenals de onmiddellijke schorsing.

Geen vraag naar de zorgvuldigheid wel naar de professionele standaard
Een volgende uitspraak waar ik u op wijs, betreft een oordeel van de Rechtbank Amsterdam over de vraagstelling aan een medisch deskundige (GZR 2015-0319). De overwegingen van de rechtbank zijn relevant tegen de achtergrond van een reeds lang bestaande discussie over de vraag of het al dan niet opportuun is aan een medisch deskundige een oordeel te vragen over de mate van zorgvuldigheid waarin de arts heeft gehandeld. De rechtbank oordeelde dat aan de deskundige niet zal worden gevraagd of door de behandelend artsen zorgvuldig is gehandeld; dat oordeel is voorbehouden aan de rechtbank. De rechtbank achtte het wel opportuun de vraag voor te leggen of en in hoeverre het handelen van de behandelend artsen in overeenstemming is (geweest) met de geldende medische standaard. Het oordeel van de deskundige op dit punt staat er niet aan in de weg dat de rechtbank vervolgens een zelfstandige afweging zal (moeten) maken of en in hoeverre door de behandelend artsen is gehandeld in strijd met hetgeen van redelijk handelende en redelijk bekwame vakgenoten mocht worden verwacht. Bij de beantwoording van die vraag zal evenwel met name van belang zijn of is gehandeld in strijd met de ten tijde van de behandeling geldende medische professionele standaard en het ligt voor de hand om daarbij het oordeel van de deskundige te betrekken, aldus de rechtbank.

Reflexwerking WNT en een afwijking wegens evident onbillijke uitkomst
Een volgende uitspraak waar ik u op wijs, ziet op een arbeidsgeschil tussen een zorginstelling en haar directeur (GZR 2015-0329). Vertrouwen in de directeur was er niet meer, reden waarom de kantonrechter is verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter wees dit verzoek toe. Ten aanzien van de vergoeding is overwogen dat de directeur moest worden aangemerkt als een topfunctionaris als bedoeld in de WNT. De kantonrechter overwoog daarbij dat de directeur weliswaar terecht had aangevoerd dat de kantonrechter bij de vaststelling van een vergoeding op grond van artikel 7:685 BW niet gebonden is aan de WNT, maar dat dat nog niet betekende dat aan de WNT geen betekenis toekomt. In dit geval was er echter voldoende grond om af te wijken van het maximumbedrag van de WNT, omdat de zorginstelling het gestelde disfunctioneren van de directeur niet aannemelijk had gemaakt en toekenning van een vergoeding van maximaal € 75.000 tot een evident onbillijke uitkomst leidde. De vergoeding werd op een bedrag van € 150.000 gesteld.

Wel/geen discriminatie bij beëindiging arbeidsovereenkomst
Twee laatste uitspraken zijn afkomstig van het College voor de Rechten van de Mens. In de eerste zaak oordeelde het college dat het ziekenhuis in kwestie een kinderarts met een chronische ziekte discrimineerde door de arbeidsovereenkomst om die reden te beëindigen (GZR 2015-0333). In de tweede zaak oordeelde het college dat er niet was gediscrimineerd bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een verpleegkundige; er was niet gebleken van feiten die deden vermoeden dat de arbeidsovereenkomst vanwege haar zwangerschap was beëindigd, aldus het college (GZR 2015-0334).

Annotaties
Ik wijs u ook graag op onze annotaties. Deze keer is er een lezenswaardige noot van de hand van onze annotator Jørgen Simons (Leijnse Artz, Rotterdam) bij de uitspraak van het College van Medisch Toezicht (GZR 2015-0309). Jørgen zet de feiten helder uiteen en deelt zijn kritische blik op de procedurele gang van zaken in deze kwestie.

Scripties
Verder maak ik u ook graag attent op onze scripties. Fleur Verstegen (UvA) deed onderzoek naar de wenselijkheid om het loondienstmodel te laten prevaleren (boven het samenwerkingsmodel en/of participatiemodel) met het oog op een goede rol en positie van medisch specialisten in de besturing van ziekenhuizen. Een bijzonder mooi resultaat!

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@budh.nl.

Alvast een goed weekend en een nog voortdurende mooie zomer gewenst.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hof

Rechtbank

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Tuchtcolleges