Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Er zijn weer vele interessante uitspraken, ik licht er enkele voor u uit.
Over RTL, de Wet openbaarheid van bestuur en de geheimhoudingsplicht I
De eerste uitspraak waar ik u op wijs, betreft een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (GZR 2015-0287). Centraal stond de vraag of RTL een deel van het Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg (DDJGZ), geanonimiseerd en niet tot de persoon herleidbaar, mocht verkrijgen. RTL had zich in dat verband beroepen op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het College van B&W had dat verzoek afgewezen en de rechtbank had het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. De Afdeling kwam niet tot beantwoording van de vraag, maar interessant zijn wel haar overwegingen ten aanzien van de gegrondverklaring van het beroep. De Afdeling overwoog namelijk dat de Wob als algemene openbaarmakingsregeling moet wijken voor bijzondere bepalingen in het Burgerlijk Wetboek (BW) zoals die over de geheimhoudingsplicht (artikel 7:457 BW) en over het gebruik van patiëntgegevens voor wetenschappelijke doeleinden (artikel 7:458 BW). De Afdeling overwoog aansluitend voorts dat de rechtbank niet onderkend had dat het College van B&W aldus ten onrechte de Wob van toepassing had geacht. Het College van B&W had het bezwaar dan ook niet-ontvankelijk moeten verklaren.
Over RTL, de Wet Openbaarheid van bestuur en de geheimhoudingsplicht II
De tweede uitsprak waar ik u op wijs, is van dezelfde datum en van dezelfde rechtsprekende instantie (GZR 2015-0288). Ook in deze kwestie draait het om een verzoek van RTL om openbaarmaking, maar nu om calamiteitenmeldingen van ziekenhuizen over het jaar 2009. Het verzoek was gedaan aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg die het verzoek in eerste instantie afwees. Na bezwaar maakte de Minister van VWS alsnog 243 meldingen openbaar, maar met uitzondering van gegevens die tot patiënten herleidbaar waren en namen van instellingen. De Minister van VWS had zich in dat verband beroepen op artikel 7 van de Kwaliteitswet Zorginstellingen (KWZi), op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d, Wob en op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, Wob. Tegen de beslissing op bezwaar stelde RTL beroep in, dat door de rechtbank ongegrond werd geacht. In hoger beroep overwoog de Afdeling net als in bovengenoemde zaak dat de Wob niet van toepassing is op gegevens die onder het wettelijk geregelde beroepsgeheim vallen. De Afdeling benadrukte in dat verband dat een en ander ook geldt voor artikel 7, derde lid, KWZi. De gegevens die daaronder vallen zijn dan ook terecht geweigerd, aldus de Afdeling.
Ten aanzien van de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob is interessant de overweging dat de rechtbank terecht aannemelijk heeft geacht dat wegens de structurele ondermelding van calamiteiten bij openbaarmaking van de namen van ziekenhuizen ten onrechte een negatief beeld kan ontstaan van bepaalde ziekenhuizen, maar dat anders dan de rechtbank, de Afdeling evenwel van oordeel is dat de minister het belang van deze ziekenhuizen in redelijkheid niet zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het algemeen belang bij openbaarmaking. De Afdeling benadrukte in dat verband dat het melden van calamiteiten door ziekenhuizen een wettelijke verplichting is. In de omstandigheid dat ziekenhuizen die verplichting niet altijd naleven en volgens de minister bij openbaarmaking van hun namen daartoe nog minder bereid zullen zijn, heeft de minister ten onrechte grond gezien om openbaarmaking te weigeren, aldus de Afdeling voorts. De rechtbank is volgens de Afdeling dan ook ten onrechte niet tot het oordeel gekomen dat de minister de openbaarmaking van de namen van ziekenhuizen in redelijkheid niet krachtens artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob heeft kunnen weigeren.
Geen studenten aan het bed zonder toestemming
Een uitspraak die ook de moeite van het lezen waard is en bovendien van toepassing kan zijn op de Nederlandse praktijk, is de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens over een privacykwestie (GZR 2015-0289). De gestelde schending van de privacy was gelegen in de aanwezigheid van geneeskundestudenten bij de behandeling van een Russische patiënte – een bevalling – zulks zonder toestemming van die patiënte. Het Hof oordeelde dat sprake was van schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, nu de patiënte niet vooraf had ingestemd met de aanwezigheid van de studenten en haar ook niet voorafgaand aan de bevalling om toestemming was gevraagd voor het delen van haar medische gegevens.
Arbodienst aansprakelijk voor schade werkgever
Voorts wijs ik u op een oordeel van de Rechtbank Midden-Nederland over de aansprakelijkheid van een arbodienst voor de loonschade van een werkgever, veroorzaakt door één van de bedrijfsartsen (GZR 2015-0296). Hans van Mens (AKD) sprak in zijn annotatie bij GZR 2015-0118 al over een mogelijke toename van aansprakelijkstellingen gericht jegens arbodiensten; deze uitspraak kan aan het rijtje worden toegevoegd. In de onderhavige kwestie ging het om een bedrijfsarts die verzuimd had om psychische begeleiding te adviseren waardoor volgens het UWV de klachten van de betrokken werknemer waarschijnlijk langer hadden aangehouden. Het UWV legde een loonsanctie op en de werkgever vorderde in navolging daarvan van de arbodienst een schadevergoeding gelijk aan de hoogte van de loonkosten. De vordering werd toegewezen.
Geen beroep op artikel 56 VWEU bij niet volledig betaalde declaratie
Tot slot wijs ik u op een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (GZR 2015-300). Het hoger beroep was aangespannen door een Nederlandse orthopedisch chirurg en gericht jegens zorgverzekeraars Menzis, CZ en Achmea in verband met deels onbetaald gebleven declaraties; omdat de – in België gehuurde – kliniek van de orthopedisch chirurg geen contract had met de zorgverzekeraars werd, zoals gebruikelijk bij niet-gecontracteerde zorgaanbieders, slechts 60-80% van de behandelingen van Nederlandse patiënten vergoed. De orthopedisch chirurg betoogde echter met een beroep op artikel 56 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dat een 60-80%-vergoeding in strijd is met het vrije verkeer van diensten. In hoger beroep spitste de discussie zich vervolgens toe op de rechtsvraag of de orthopedisch chirurg wel een rechtstreeks beroep op artikel 56 VWEU toekomt. Onder verwijzing naar jurisprudentie van het Hof van Justitie oordeelde het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat deze horizontale werking beperkt is tot ‘niet publiekrechtelijke regelingen die op collectieve wijze de verrichting van diensten beogen te regelen’. Het gerechtshof wees er vervolgens op dat deze beperking van de horizontale werking een uitwerking is van het discriminatieverbod naar nationaliteit en dus niet geldt voor bepalingen die ondanks het feit dat zij niet discrimineren naar nationaliteit, toch een belemmering van het vrije verkeer van diensten opleveren. Nu vaststaat dat de beperking van de vergoeding van 60-80% van de behandeling geldt voor alle niet-gecontracteerde zorgaanbieders, ongeacht nationaliteit of vestigingsplaats, komt naar het oordeel van het gerechtshof aan de orthopedisch chirurg aldus geen beroep toe op artikel 56 VWEU.
Scripties
Het is het einde van het academisch jaar … dat betekent dat onze bibliotheek rijkelijk gevuld is met nieuwe scripties.
Ik wijs u ten eerste op de scriptie van Fieke Jonkman (UvA). Fieke stelde in haar onderzoek de vraag centraal of de bescherming van minderjarigen afdoende is geregeld met de invoering van Verordening nr. 536/2014 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik en met intrekking van Richtlijn 2001/20/EG.
Voorts wijs ik u op de scripties van Chichi de Haan, Sanne van Bemmel, Timothy Boerendonk en Clara Tilanus (UvA). Zij schreven over de integrale bekostiging en in het bijzonder over het mogelijke effect van de invoering van de integrale bekostiging op de rechtsverhouding tussen de medisch specialist en de patiënt. Chichi, Sanne, Timothy en Clara stelden zichzelf de vraag of deze rechtsverhouding verandert nu het zelfstandig declaratierecht met ingang van 2015 is verdwenen en medisch specialisten zich in verband met het dreigende verlies van het ondernemerschap in Medisch Specialistische Bedrijven zijn gaan organiseren. En…, zo de rechtsverhouding wijzigt, heeft dit dan gevolgen voor de aansprakelijkheid van medisch specialisten en ziekenhuizen? Chichi, Sanne, Timothy en Clara kwamen ieder op hun eigen manier tot een antwoord op deze vragen.
Ook de scriptie van Renée Dekker (UvA) over de wijziging van artikel 13 van de Zorgverzekeringswet bezien vanuit ‘het recht op vrije artsenkeuze’ is zeer lezenswaardig. Bijzonder is vooral haar analyse van de vrije artsenkeuze: is dat recht er wel en waar komt die gedachte eigenlijk vandaan?
Ik wijs u tevens op de scriptie van Madelief Schagen (UvA). Madelief deed onderzoek naar de externe rechtspositie van minderjarigen in de gedwongen geestelijke gezondheidszorg. Zij analyseerde daarbij zowel de Jeugdwet als de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.
Lezenswaardig is ook de scriptie van Isa Voorberg (UvA). Isa stelde de vraag centraal hoe de regeling met betrekking tot de weigerende observandi in het wetsvoorstel Wet Forensische Zorg zich verhoudt tot het verschoningsrecht van de hulpverlener en het daarmee samenhangende recht op privacy en het recht op vrije toegang tot de gezondheidszorg van de verdachte.
Ik wijs u daarnaast op de scriptie van Michèle van Lopik (UvA). Michèle schreef haar scriptie over de problematiek van migrerende artsen met een beroepsbeperking of -verbod binnen Europa. Zowel het nationale als het Europese systeem is grondig onder de loep genomen.
Interessant is ook de paper van Henny Krijnen, Irma van Mil en Marianne Voskamp (UvA) over calamiteitenmeldingen. Vanwege de invoering van de Jeugdwet en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 zijn regels aangaande het melden van een calamiteit door een zorgaanbieder veranderd. De zorgaanbieder heeft nu te maken met een nieuwe speler in het veld: de gemeente. In de paper staat daarom de vraag centraal in hoeverre een calamiteitenmelding door een zorgaanbieder die zorg aanbiedt in het kader van de Jeugdwet of Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 aan de gemeente botst met de privacyregels van de Wet bescherming persoonsgegevens en met het beroepsgeheim als neergelegd in artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@budh.nl.
Alvast een goed weekend en een fijne vakantie. Aangezien ik zelf ook een periode niet achter mijn computer te vinden zal zijn, laat ik u weten dat wij één nieuwsbrief overslaan. De eerstvolgende treft u over vier weken in uw mailbox aan.
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates
Hof
Rechtbank
- Rechtbank Gelderland Eenzijdig opgelegde functieherindeling en loonsverlaging thuiszorgmedewerkers niet rechtsgeldig. 25-06-2015
- Rechtbank Noord-Nederland De onderhavige deelgeschilprocedure betreft de beoordeling van de omvang van het verlies van arbeidsvermogen. De rechter beveelt in dat verband het ziekenhuis medewerking te verlenen aan een aanvullend arbeidsdeskundigenonderzoek. 19-06-2015
- Rechtbank Midden-Nederland In dit kort geding is aan de orde de aanbestedingsprocedure van het UMC Utrecht, waarbij 72 verschillende medische (hulp)middelen – van pleisters tot pacemakers – zijn uitgevraagd. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gehanteerde aanbestedingsprocedure niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter dat het UMC een duidelijke voorkeur voor de in de opdracht omschreven productmerken had, waarbij het ten onrechte ook niet gebruik heeft gemaakt van door de Aanbestedingswet geëiste functionele omschrijvingen van producten. Ook is niet gebleken van de door de Aanbestedingswet en Aanbestedingsrichtlijn geëiste transparantie. Voorts wordt geoordeeld dat er sprake is van ongerechtvaardigde clustering, nu de opdracht het leveren van zeer uiteenlopende medische (hulp)middelen betreft. 19-06-2015
- Rechtbank Midden-Nederland De arbodienst is aansprakelijk voor loonschade van werkgever die is veroorzaakt door nalatigheid bedrijfsarts. 10-06-2015
- Rechtbank Midden-Nederland Terecht beroep van verzekeraars op vervalbeding in declaratieprotocollen bij door apotheek gestelde overeenkomsten tot levering van hulpmiddelen. Beroep op de aanvullende en beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid gaat niet op. 03-06-2015
- Rechtbank Den Haag Huisartsenpost moet ook tijdens vakantiedagen avond-, nacht- en weekenddiensttoeslagen betalen, ondanks andersluidende cao. 03-06-2015
- Rechtbank Den Haag Hagaziekenhuis keerde ten onrechte aan verpleegkundige over de vakantie-uren geen onregelmatigheidstoeslag uit. Beroep op CAO Ziekenhuizen slaagt niet wegens strijd met Europees recht. 02-06-2015
- Rechtbank Den Haag Bronovo keerde ten onrechte aan verpleegkundige over de vakantie-uren geen onregelmatigheidstoeslag uit. Beroep op CAO Ziekenhuizen slaagt niet wegens strijd met Europees recht. 28-04-2015
- Rechtbank Gelderland Reikwijdte informatierecht, uitleg verplichting tot toekenning enquêterecht, veroordeling kosten rechtsbijstand. 23-01-2015
Raad van State
- Raad van State Openbaarmaking. Civielrechtelijke geheimhoudingsplicht heeft voorrang op de Wob. Namen ziekenhuizen alsnog openbaar, benadeling kan voorkomen worden als gewezen wordt op de wettelijke meldingsplicht en het feit dat het melden van een calamiteit lang niet altijd wijst op medisch falen. 17-06-2015
- Raad van State Civielrechtelijke geheimhoudingsplicht hulpverlener is een bijzondere openbaarmakingsregeling, die voorrang heeft op de Wob. 17-06-2015
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Klacht tegen verpleegkundige betreffende het nuttigen van alcohol tijdens werk, het overschrijden van de grenzen van de behandelrelatie door in de privésfeer met patiënten om te gaan, het onvoldoende transparant zijn naar collega’s en het binnen de werksfeer bekijken van erotisch getint materiaal. Berisping. 06-07-2015
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In deze zaak gaat het om het handelen van een psychiater aan wie gevraagd is een rapportage uit te brengen over klager. Het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg oordeelt dat de rapportage niet voldoet en legt verweerder een schorsing op. Het Centraal Tuchtcollege deelt de mening van het college in eerste aanleg wat betreft de gegrondverklaring van de klacht, maar acht de maatregel van een schorsing niet passend. Het Centraal Tuchtcollege legt de maatregel van een berisping op, mede gezien het feit dat de psychiater op het moment van het hem verweten handelen niet op de hoogte was van de eerdere tuchtrechtelijke uitspraak. Daarnaast heeft de arts zijn handelen verbeterd, een cursus gevolgd en laat hij zijn rapportages voortaan door een onafhankelijke arts nalezen. 25-06-2015
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Deze zaak betreft een klacht tegen verweerster in hoedanigheid van zowel gz-psycholoog als psychotherapeut. De beide klachten zijn gezamenlijk door het college behandeld, maar hebben aparte zaaknummers. Klaagster is door verweerster behandeld voor een eetstoornis, maar was ook bekend met andere psychische problemen waaronder PTSS en een borderlinepersoonlijkheid. De klachtonderdelen zijn verschillend van aard en betreffen onder andere het gedrag van verweerster alsook haar bejegening van klaagster, het maken van een behandelplan alsook crisisafspraken, het zorgen voor adequate waarneming alsook overdracht naar een andere hulpverlening. De klacht wordt deels gegrond verklaard en er wordt een maatregel van berisping opgelegd. 25-06-2015
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Deze zaak betreft een klacht tegen verweerster in hoedanigheid van zowel gz-psycholoog als psychotherapeut. De beide klachten zijn gezamenlijk door het college behandeld, maar hebben aparte zaaknummers. Klaagster is door verweerster behandeld voor een eetstoornis, maar was ook bekend met andere psychische problemen waaronder PTSS en een borderlinepersoonlijkheid. De klachtonderdelen zijn verschillend van aard en betreffen onder andere het gedrag van verweerster alsook haar bejegening van klaagster, het maken van een behandelplan alsook crisisafspraken, het zorgen voor adequate waarneming alsook overdracht naar een andere hulpverlening. De klacht wordt deels gegrond verklaard en er wordt een maatregel van berisping opgelegd. 25-06-2015
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klager heeft een VATS bullectomie en pleurectomie ondergaan. Deze procedure is uitgevoerd door een eerstejaars arts-assistent, onder supervisie van verweerder, cardiothoracaal chirurg. Na verschillende gesprekken met een klachtenfunctionaris heeft klager een tuchtklacht ingediend, waarin hij verweerder onder meer verwijt onvoldoende preoperatieve voorlichting te hebben gegeven en dat hierbij ook geen duidelijke uitleg over de VATS-procedure en het verschil met de eerder ondergane operatie is gegeven. Alle klachtonderdelen worden in eerste aanleg ongegrond verklaard. Het eerste klachtonderdeel wordt in hoger beroep echter gegrond verklaard, nu verweerder in dezen ten volle verantwoordelijk was voor het handelen van de arts-assistent. Er wordt een maatregel van waarschuwing opgelegd. 23-06-2015
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage De dochter van klager is aan de gevolgen van een infectie aan het oor overleden. Verweerder, een waarnemend huisarts in een huisartsenpost, heeft, gelet op de aan hem door de ouders van de patiënt gemelde voorgeschiedenis van infecties aan het oor bij patiënt, onvoldoende zorgvuldig gehandeld door onvoldoende onderzoek te verrichten en patiënt niet te verwijzen naar een KNO-arts. Onduidelijk is hoe verweerder tot zijn conclusies heeft kunnen komen. Klacht gegrond. Waarschuwing. 23-06-2015
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Tenuitvoerlegging voorwaardelijk opgelegde schorsing in verband met handelen in strijd met de goede zorg en het belang van de individuele gezondheidszorg die hij als arts of gz-psycholoog behoort te betrachten. 23-06-2015
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In het onderhavige geval gaat het om het handelen van een huisarts. Op enig moment consulteert klager de huisarts wegens een schouderblessure. Na anamnese en lichamelijk onderzoek stelt de huisarts de diagnose bursitis. Later blijkt dat het ging om een cuffruptuur, waaraan klager geopereerd is. Klager is van mening dat de huisarts een onjuiste diagnose heeft gesteld met een onjuist behandelplan en medicatiebeleid. Het college in eerste aanleg verklaart de klacht gegrond en legt een waarschuwing op. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht alleen voor wat betreft het nalaten van een follow-up van de behandeling gegrond. De waarschuwing blijft echter in stand. 23-06-2015
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam In deze zaak gaat het om een reumatoloog in opleiding die bij drie patiënten seksueel grensoverschrijdend heeft gehandeld zowel tijdens de behandelrelatie als kort erna. Klaagster is de IGZ. Klaagster stelt dat de reumatoloog de grenzen van de professionele relatie heeft geschonden. Het college verklaart de klacht gegrond en acht de maatregel in de zin van een doorhaling van de inschrijving passend, gezien het feit dat de spijtbetuigingen niet geloofwaardig zijn en de kans op recidive aanwezig is. 23-06-2015
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Verweerster is waarnemend huisarts van klaagster. Omdat zowel de partner als de buurvrouw van klaagster te kennen gaven dat klaagster te veel medicijnen zou hebben ingenomen en het duidelijk werd dat zij op die manier een suïcidepoging wilde doen, heeft verweerster een ambulance gebeld. Klaagster verwijt verweerster nu dat zij haar niet zelf heeft bezocht, als gevolg waarvan klaagster tegen haar wil per ambulance naar de spoedeisende hulp is gebracht. Klacht ongegrond. 22-06-2015