Naar boven ↑

Update

Nummer 10, 2015
Uitspraken van 30-04-2015 tot 08-05-2015
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Rubberbandligatie mag niet zonder toestemming
De eerste uitspraak waar ik u op wijs, betreft een civiele aansprakelijkheidskwestie (GZR 2015-0197). Volgens de patiënte in kwestie had haar MDL-arts enkele fouten gemaakt bij de uitvoering van een coloscopie waarbij hij en passant ook een proctoscopie met een zogenoemde rubberbandligatie verrichtte, dit laatste zonder toestemming, aldus de patiënte. Als gevolg van die extra ingreep lijdt de patiënte aan ontlastingsincontinentie. Na een deskundigenbericht achtte de rechtbank de verwijten gegrond en voorshands bewezen dat de zonder toestemming verrichte operatie ontlastingsincontinentie bij de patiënte had veroorzaakt, behoudens door de arts te leveren tegenbewijs. Van dit vonnis werd tussentijds hoger beroep ingesteld. Ook het hof achtte de verwijten terecht en nam aan dat de rubberbandligatie zonder toestemming was verricht. Impliciet leid ik daaruit af dat de ingreep kennelijk niet nodig was om een noodsituatie te voorkomen en dat toestemming vragen dus mogelijk was geweest. Het hof heeft vervolgens een comparitie van partijen gelast om de deskundige nadere vragen over het verband met de ontlastingsincontinentie voor te leggen.

‘Over’-bijdrage in kader van risicoverevening is onrechtmatige staatssteun
De tweede uitspraak die ik toelicht, betreft een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een kwestie van risicoverevening (GZR 2015-0199). Het Nederlandse zorgverzekeringstelsel kent een acceptatieplicht voor zorgverzekeraars en een verbod op premiedifferentiatie. Om een prikkel tot risicoselectie, waarbij zorgverzekeraars verzekerden met goede gezondheidsrisico’s selecteren en/of verzekerden met slechte gezondheidsrisico’s proberen te weren, kent het zorgsysteem de risicoverevening. Het Zorginstituut Nederland berekent per zorgverzekeraar de vereveningsbijdrage. Zo ook voor ‘Zorg en Zekerheid’. Probleem was alleen dat de definitieve vaststelling lager uitpakte en het Zorginstituut om die reden overging tot terugvordering. Zorg en Zekerheid was het daarmee niet eens, wat leidde tot een procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In die procedure heeft de Afdeling de Europese Commissie om nader advies gevraagd. Uit dat advies viel op te maken dat een ontvangen te hoge bijdrage aangemerkt moet worden als onrechtmatige staatssteun. Voorts kan Zorg en Zekerheid geen beroep doen op het beginsel van bescherming van gewettigd vertrouwen, aldus de Commissie. In navolging daarvan besliste de Afdeling dat Zorg en Zekerheid het te veel ontvangen zal moeten terugbetalen. Een verzoek van Zorg en Zekerheid om prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie te stellen werd daarbij – als onnodig – afgewezen; de reeds bestaande jurisprudentie is voldoende duidelijk op dit punt, aldus de Afdeling.

Vrijspraak respectievelijk veroordeling voor toebrengen zwaar lichamelijk letsel
Een derde en vierde uitspraak waar ik u op wijs zijn de strafzaken tegen een maagchirurg (GZR 2015-0200) en een orthopedisch chirurg (GZR 2015-0205). De maagchirurg was primair mishandeling althans opzettelijke benadeling van de gezondheid verweten en subsidiair het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld, dan wel zodanig lichamelijk letsel, waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden ontstaat. Het hof achtte zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en sprak de maagchirurg – net als de rechtbank eerder deed – vrij. De orthopedisch chirurg trof een ander lot; ook hem werd het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld verweten doch in dit geval achtte de rechtbank de feiten bewezen. Gezien de omstandigheid dat de chirurg eerder door het tuchtcollege een schorsing was opgelegd en gezien de reeds verstreken tijd, achtte de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaar passend.

Redelijke uitleg artikel 13 Zorgverzekeringswet
Een laatste uitspraak waar ik u op wijs, betreft een geschil in het kader van de Zorgverzekeringswet (GZR 2015-0202). Het geschil spitste zich toe op de vergoeding van logopedie in de jaren 2013 en 2014. De logopedisten die de zorg hadden verleend waren in 2013 wel gecontracteerd en in 2014 niet, met als gevolg dat zorgverzekeraar Achmea over 2014 een veel lager tarief aan de patiënten uitkeerde dan in 2013. De kantonrechter oordeelde echter dat een redelijke wetsuitleg van artikel 13, vijfde lid, van de Zorgverzekeringswet inhoudt dat de verzekerde voor een tijdelijke periode na beëindiging van de overeenkomst recht houdt op vergoeding door de verzekeraar tegen het vóór de beëindiging van de overeenkomst geldende contractuele tarief. De kantonrechter achtte het aldus redelijk dat de patiënten tot eind 2014 recht hebben op vergoeding door Achmea tegen het voor 2013 geldende contractuele tarief.

Annotaties, commentaren & scripties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties en scripties.

Deze keer treft u een mooie scriptie van de hand van Anna Zijlstra (UvA) aan. Zij deed onderzoek naar de civiele aansprakelijkheid van de hulpverlener voor het gebruik van medische applicaties, mocht zich onverhoopt een fout voordoen en schade veroorzaken. Lezenswaardig!

Een andere lezenswaardige scriptie is van de hand van Lineke de Knijff (UvA). Zij schreef een scriptie over ernstig disfunctionerende artsen en stelde zichzelf de vraag of de voorgestelde wijzigingen in het tuchtrecht afdoende zijn om dergelijk gedrag aan te pakken. De focus lag daarbij op het aanpakken van schadelijk privégedrag en het algemeen beroepsverbod. Lineke maakte in dat verband ook een vergelijking met het Zweedse recht.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Ik wijs u volledigheidshalve op een bericht dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op zijn website heeft geplaatst: op maandag 18, woensdag 20 en donderdag 21 mei 2015 vindt de inhoudelijke behandeling plaats van de hogerberoepszaak van de verdachte ex-neuroloog Ernst J. De zittingen in het Paleis van Justitie in Arnhem starten steeds om 10.00 uur.

Verder wijs ik u op de tussentijdse evaluatie van het Kwaliteitsinstituut. Het onderzoek is in opdracht van het Ministerie van VWS uitgevoerd door Sira Consulting en te raadplegen op de site van de rijksoverheid. De evaluatie ziet op de ontwikkeling van regeldruk van transparantie door de komst van het Kwaliteitsinstituut.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@budh.nl.

Een fijne week toegewenst.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR-Updates

Hof

Rechtbank

Raad van State

Tuchtcolleges