Naar boven ↑

Update

Nummer 14, 2014
Uitspraken van 27-06-2014 tot 10-07-2014
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief.

Gegrond in dictum
Interessant is in het bijzonder een beoordeling door het Centraal Tuchtcollege van het gedrag van een verloskundige, zich presenterende als holistisch vroedvrouw (GZR 2014-0255). Het Regionaal Tuchtcollege legde eerder de maatregel van doorhaling op. Er volgde echter een vernietiging in hoger beroep. Eén van de redenen was dat in het dictum niet is vermeld dat de klachten al dan niet gegrond zijn, aldus het Centraal Tuchtcollege. Opzienbarend is echter dat in geen enkele uitspraak van een Regionaal Tuchtcollege in het dictum ge- of ongegrond vermeld staat. Of dit een koerswijziging is, zal nog blijken.

NZa teruggefloten na aanwijzing
Lezenswaardig is ook een uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (GZR 2014-0263). Het College oordeelde dat de NZa niet bevoegd was tot het geven van de aanwijzing aan de Tergooiziekenhuizen – deze aanwijzing hield in dat het ziekenhuis terstond het in rekening brengen van tarieven voor doorverwijzen moest staken –, omdat ten tijde van de aanwijzing geen overtreding meer plaatsvond en herhaling niet (meer) voor de hand lag. De NZa had nader moeten onderzoeken of de omstandigheden ten tijde van het geven van de aanwijzing nog op één lijn konden worden gesteld met de omstandigheden ten tijde van de eerdere overtreding. Voorts oordeelde het College ten aanzien van de in de aanwijzing opgenomen terugbetalingsverplichting dat de tekst en toelichting van artikel 76 Wmg onvoldoende aanknopingspunten bevat om een basis te kunnen bieden voor het opleggen van een terugbetalingsverplichting.

Buitenlandse zorgaanbieder soms gelijk aan Nederlandse zorgaanbieder
Interessant is ook een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (GZR 2014-0267). De voorzieningenrechter diende de vraag te beantwoorden of in het kader van het uitbetalen van declaraties voor medische behandelingen door zorgverzekeraars een buitenlandse zorgaanbieder op grond van artikel 56 VWEU gelijk moet worden gesteld aan een Nederlandse zorgaanbieder die een contract heeft met een zorgverzekeraar of aan een Nederlandse niet gecontracteerde zorgaanbieder. Geoordeeld werd dat de omstandigheden van het geval bepalend zijn. In dit geval echter maakte het feit dat de kliniek zich niet louter op de Belgische markt richtte dat zij in haar hoedanigheid van niet-gecontracteerde aanbieder gelijk behandeld moest worden als een Nederlandse niet-gecontracteerde aanbieder. De voorzieningenrechter oordeelde voorts dat de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg die in het buitenland wordt betrokken niet zo laag mag zijn dat die vergoeding een hinderpaal vormt om zorg te betrekken van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder. Zolang de wetgever niet anders heeft bepaald en tenzij de Hoge Raad in de reeds aldaar aanhangige zaak anders oordeelt, ligt het in de rede dat zorgverzekeraars daarom 80% van het marktconforme tarief dienen te vergoeden.

Siliconen borsten en het belanghebbenden-begrip
Graag wijs ik u ook op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (GZR 2014-0272). De achtergrond van het beroep betreft een verzoek van een vrouw met siliconen borstimplantaten aan de IGZ tot het geven van een bevel om de handel, invoer of aflevering van met siliconen gevulde borstimplantaten op te schorten. De IGZ heeft het verzoek afgewezen en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De Afdeling bevestigde de aangevallen uitspraak: appellante is niet als belanghebbende aan te merken ook al heeft zij zelf siliconen borsten. Voorts beoordeelt de Afdeling de stelling dat een strikte uitleg van artikel 1:2 Awb strijdig zou zijn met artikel 47 Handvest EU.

Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties.

Zorgverzekeraar aanbestedende dienst
Dit keer is er een annotatie van de hand van Daniëlle Radder bij een uitspraak van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland West-Brabant (GZR 2014-0251). De voorzieningenrechter heeft op 19 juni 2014 een opmerkelijk vonnis gewezen. Volgens de voorzieningenrechter moet CZ als zorgverzekeraar worden aangemerkt als een publiekrechtelijke instelling en daarmee als aanbestedende dienst. Indien deze uitspraak standhoudt, heeft dat grote gevolgen voor de zorginkoop door zorgverzekeraars. CZ heeft een spoedappel ingesteld.

Regels voor beoordeling wilsonbekwaamheid
Voorts is er een annotatie van mijn hand bij een uitspraak van het EHRM in het kader van artikel 2 EVRM tegen de achtergrond van een medische behandeling van een mogelijk wilsonbekwame patiënt (GZR 2014-0266). De patiënt had meermalen geweigerd onderzoek en behandeling te ondergaan, hetgeen naar alle waarschijnlijkheid tot zijn dood heeft geleid. Het EHRM nam een schending aan onder andere vanwege het feit dat er geen duidelijke regels waren om de wilsbekwaamheid van patiënten te beoordelen en de gebondenheid van artsen aan de weigering van een patiënt om toestemming voor behandeling te geven.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Ik wijs u in elk geval nog op het feit dat de nieuwe wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) op 8 juli is aangenomen door de Eerste Kamer. Er waren 37 stemmen voor en 36 stemmen tegen.

Ik wijs u tevens op het nieuwsbericht over de van rechtsvervolging ontslagen van mishandeling beschuldigde ambulancebroeder, 10 juli. De Rechtbank Amsterdam achtte de mishandeling van een omstander bij een ongeval wel bewezen, maar oordeelde dat de ambulancebroeder handelde uit noodweer.
Tot slot wijs ik u op het nieuwsbericht van 11 juli over de beslissing van de Hoge Raad dat een zorgverzekeraar de vergoeding onder een naturapolis niet zo laag mag vaststellen dat het de verzekerde belemmert in de vrije keuze van een zorgaanbieder (hinderpaalcriterium, artikel 13 Zvw).

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@budh.nl.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Rechtbank

Raad van State

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Tuchtcolleges