Annotatie
18 augustus 2021
Rechtspraak
Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage, 5 januari 2021
ECLI:NL:TGZRSGR:2021:9
Inzage-, correctie- en blokkeringsrecht: hoe zit het eigenlijk?
Geregeld wordt ‘het inzage-, correctie- en blokkeringsrecht’ in een adem genoemd, alsof het drie onderdelen van één hierop betrekking hebbend wetsartikel zou zijn.[1] Dat is niet zo. In deze annotatie een poging tot ordening en verheldering.
Grondslagen inzagerecht
Het inzagerecht kent verschillende grondslagen en heeft niet steeds dezelfde inhoud en reikwijdte.
Op grond van de Algemene Verordening Gegevensverwerking (AVG) heeft betrokkene recht op het verkrijgen van uitsluitsel over de vraag of er over hem of haar persoonsgegevens worden verwerkt en zo ja, om inzage te verkrijgen in die persoonsgegevens. Dat is iets anders dan inzage verkrijgen in de volledige documenten waarin die persoonsgegevens verwerkt worden.[2] Documenten als zodanig zijn geen persoonsgegevens. De Autoriteit Persoonsgegevens biedt de verwerkingsverantwoordelijke de mogelijkheid om bij honorering van het inzageverzoek te kiezen voor het verstrekken van kopieën van documenten waarin de persoonsgegevens worden verwerkt óf voor het verstrekken van een compleet overzicht van elk persoonsgegeven dat over betrokkene wordt verwerkt.[3] Indien het verzoek van betrokkene buitensporig is, bijvoorbeeld als er heel veel persoonsgegevens, soms op veel verschillende plaatsen binnen een organisatie, verwerkt worden en betrokkene zijn verzoek niet specificeert[4] of betrokkene misbruik van recht maakt,[5] kan het verzoek geweigerd worden. De buitensporigheid moet door de verwerkingsverantwoordelijke aannemelijk gemaakt worden.[6] Het doel van het inzagerecht van artikel 15 AVG is dat betrokkene moet kunnen controleren welke persoonsgegevens er over hem worden verwerkt, met welk doel en met wie deze gedeeld worden.
Het inzagerecht zoals neergelegd in artikel 7:456 BW is van een andere orde. Die inzage betreft uitsluitend het medisch dossier van de desbetreffende patiënt, maar daarin heeft de patiënt dan wel volledig inzage, met daarbij ook het recht op afschrift van het dossier. Dit recht kent geen uitzondering en geldt ook in volle omvang in de situatie dat de hulpverlener de patiënt met toepassing van artikel 7:448 lid 4 BW niet volledig heeft geïnformeerd.[7] De enige beperking ziet op de bescherming van de privacy van derden: als die in het gedrang dreigt te komen, dienen de gegevens die betrekking hebben op anderen dan de patiënt van inzage en afschrift te worden afgeschermd.
Zonder het verkrijgen van inzage kunnen andere rechten samenhangend met de persoonlijke levenssfeer niet uitgeoefend worden. Het is daarom een fundamenteel recht te weten welke gegevens over de persoon van betrokkene verwerkt worden. Inzage kan dan ook beschouwd worden als voorwaarde voor het uitoefenen van andere rechten.[8]
Correctierecht
Een van die rechten kan het correctierecht zijn. Het correctierecht kent alleen een grondslag in de AVG (art. 16: recht van rectificatie). De Wgbo kent het correctierecht niet. Over de reikwijdte van het correctierecht in het privacydomein is standaardjurisprudentie. Deze houdt, kort gezegd, in dat het correctierecht niet bedoeld is om indrukken, meningen en conclusies waarmee betrokkene zich niet kan verenigen, te corrigeren of te verwijderen.[9] Het correctierecht kan slechts worden uitgeoefend voor zover het gaat om feitelijke gegevens[10] en strekt tot correctie of wijziging van persoonsgegevens indien op eenvoudige en objectieve wijze is vast te stellen dat sprake is van onjuistheden.[11]
Geen correctie-/rectificatierecht in de Wgbo dus, maar voor de patiënt is er wel de mogelijkheid een verklaring aan het medisch dossier te laten toevoegen (art. 7:454 lid 2 BW). De patiënt kan daarmee tot uitdrukking brengen dat hij een andere zienswijze op een bepaald onderwerp aangaande zijn gezondheid heeft dan de hulpverlener. Het artikelonderdeel maakt duidelijk dat de patiënt geen recht heeft op het doen aanpassen van de gegevens die de hulpverlener in het dossier heeft opgenomen.
Overigens is het zaak om, als in een kwestie het inzage- en/of het correctierecht aan de orde is, goed te kijken of er geen aanvullende regelgeving of beroepsnormen zijn die nadere voorwaarden bevatten.[12]
Blokkeringsrecht
Het blokkeringsrecht is opgenomen in artikel 7:464 lid 2 onder b BW. Bij het bepalen of het blokkeringsrecht van toepassing is, gaat het om de vraag in welk kader het medisch rapport/ verslag wordt uitgebracht. Het blokkeringsrecht is niet van toepassing als het een medische rapportage/verslaglegging betreft in verband met een reeds tot stand gekomen arbeidsverhouding of burgerrechtelijke verzekering dan wel een opleiding waartoe betrokkene reeds is toegelaten[13] of wanneer een bijzondere wettelijke bepaling toepasselijkheid van het blokkeringsrecht uitsluit[14].
De toepasselijkheid van het blokkeringsrecht staat op zichzelf en is niet afhankelijk van de vraag of de aard van de rechtsbetrekking zich ertegen verzet (art. 7:464 lid 1).[15] Het eerste lid van artikel 7:464 BW ziet alleen op de vraag of de Wgbo-bepalingen van overeenkomstige toepassing zijn in situaties waarin geen sprake is van een geneeskundige behandelingsovereenkomst.
Het blokkeringsrecht biedt een waarborg voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene op wie het rapport betrekking heeft, die in handen van betrokkene zelf ligt. Betrokkene heeft namelijk het recht om doorgifte van het rapport te verhinderen (te blokkeren) als hij er bezwaar tegen heeft dat de organisatie in wiens opdracht of op wiens verzoek het rapport is opgesteld, kennis neemt van de persoonlijke gegevens van betrokkene. Dat dit nadelig kan uitpakken voor betrokkene[16] is een feit, maar de afweging is aan betrokkene zelf: kies ik voor mijn privacy of weegt mijn belang bij het verstrekken van het rapport zwaarder?
In 2005 heeft de Hoge Raad bepaald dat betrokkene niet op voorhand afstand kan doen van het blokkeringsrecht: de betrokkene zal eerst de inhoud van het rapport moeten (kunnen) zien alvorens te beslissen of hij al dan niet gebruik wenst te maken van het blokkeringsrecht, ook, zoals in dat geval, indien beide partijen voor een gezamenlijke opdracht voor een medisch expertiserapport hebben gekozen.[17]
Betrokkene dient actief op de mogelijkheid van het inroepen van het blokkeringsrecht te worden gewezen.[18] Als betrokkene gebruik wenst te maken van het inzage- of correctierecht, dan zal hij dat zelf actief moeten inroepen, aldus het Centraal Tuchtcollege.[19]
Voor de praktijk
In de medische rapportage-praktijk zal in de meeste gevallen een van de richtlijnen toepasselijk zijn, die de rapporterend artsen houvast bieden bij de vraag hoe om te gaan met de rechten van betrokkene. De twee belangrijkste richtlijnen zijn de Richtlijn medisch-specialistische rapportage in bestuurs- en civielrechtelijk verband[20] en de Richtlijn psychiatrisch onderzoek en rapportage in strafzaken (‘Pro Justitia’).[21]
Zoals in hoofdstuk 7 van de Richtlijn medisch-specialistische rapportage in bestuurs- en civielrechtelijk verband staat beschreven zal er gefaseerd omgegaan moeten worden met de rechten van betrokkene. In de conceptfase gaat het om inzage ten behoeve van de correctie van feitelijke onjuistheden (niet van het professionele oordeel en de conclusies). In de eindfase gaat het om inzage teneinde betrokkene in staat te stellen te bepalen of hij gebruik wenst te maken van het blokkeringsrecht.
Conclusie
De betrokkene heeft dus inzage-, correctie- en (in de meeste gevallen) blokkeringsrecht, maar op verschillende gronden en op verschillende momenten. Het zou daarom beter zijn te spreken van ‘inzage- en correctierecht’ en ‘inzage- en blokkeringsrecht’ als twee afzonderlijke duo’s.
mr. A.C. de Die
[1] Zie bijv. CTG 17 januari 2019, zaaknr. c2018.001, AB 2019/152, m.nt. A.C. Hendriks.
[2] Zie: Rb. Noord-Holland zp Haarlem 23 mei 2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:4283, JBP 2019/59; Hof Den Haag 17 september 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2398, JBP 2019/138, m.nt. M.P.M. Hennekens.
[3] https://www.autoriteitpersoonsgegevens.nl/nl/zelf-doen/gebruik-uw-privacyrechten/recht-op-inzage#welke-informatie-moet-ik-krijgen-als-antwoord-op-mijn-inzageverzoek-4558.
[4] Rb. Amsterdam 20 juni 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:4418, r.o. 4.11; Rb. Amsterdam 11 maart 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1020, r.o. 4.35.
[5] Bijv. Vzr. Rb. Limburg zp Roermond 5 september 2019, ECLI:NL:RBLIM:20919:10535, JBP 2020/25, m.nt. A.M. Klingenberg.
[6] Art. 12, lid 5 AVG, zie: ABRvS 23 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1331.
[7] Stolker, T&C Gezondheidsrecht, art. 7:456 BW.
[8] Zie bijv. ABRvS 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1005, JBP 2020/54.
[9] Zie: ABRvS 16 maart 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT0510; ABRvS 6 februari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP4759; ABRvS 16 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1543, JBP 2014/14; ABRvS 25 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2503, JBP 2018/ 89, m.nt. N. Lavrijssen.
[10] ABRvS 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:520, JBP 2019/24.
[11] Vzr. Rb. Limburg zp Roermond 5 september 2019, ECLI:NL:RBLIM:20919:10535, JBP 2020/25, m.nt. A.M. Klingenberg, r.o. 4.4.4.
[12] Bijv. Regeling inzage- en correctierecht UWV, Stcrt. 2018, 28604, die aan de orde was in ABRvS 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1005, JBP 2020/54.
[13] Voor een uitgebreide verhandeling over het blokkeringsrecht zie: E.J.C. de Jong, ‘De ondraaglijke duisternis van het blokkeringsrecht’, TvGR 2011, nr. 5.
[14] Bijv. art. 74 lid 4 Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. Zie daarover CTG 17 januari 2019, ECLI:NL:TGZCTG:2019:10, AB 2019/152, m.nt. A.C. Hendriks en in dezelfde zin: RTG Den Haag 5 januari 2021, ECLI:NL:TGZRSGR:2019:9, GJ 2009/27.
[15] HR 26 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1330, GJ 2005/103, voor een voorbeeld over de toepasselijkheid van het inzage- en blokkeringsrecht bij rijbewijskeuringen: zie ABRvS 25 februari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH4006, GJ 2009/56, m.nt. S.I. Geerling.
[16] Zie bijv. Hof ’s-Hertogenbosch 29 april 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1216; ABRvS 11 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2095; Rb. Den Haag 1 augustus 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:8870. Over het inroepen van het blokkeringsrecht in letselschadezaken zie: Hof ’s-Hertogenbosch 11 december 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BY5937
[17] HR 12 augustus 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3477, GJ 2005/104, m.nt. A.C. de Die.
[18] RTG Groningen 30 januari 2018, ECLI:NL:TGZRGRO:2018:6, GZR 2018-0054, GJ 2018/45; CTG 7 maart 2019, ECLI:NL:TGZCTG:2019:60" target="_blank">ECLI:NL:TGZCTG:2019:60, GJ 2019/43, r.o. 5.6.
[19] CTG 17 januari 2019, ECLI:NL:TGZCTG:2019:10, AB 2019/152, m.nt. A.C. Hendriks, r.o. 4.3.
[20] Nederlandse Vereniging voor Medisch Specialistische Rapportage, april 2016.
[21] Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, 2012.