Weigeren uitgestoken hand geen gewichtige reden voor beëindiging behandelovereenkomst en dat toch doen is in strijd met artikel 7 AWGB, 1 Gw en 9 EVRM.
Een vrouw weigert op grond van haar geloofsovertuiging een uitgestoken hand, waarop de arts de reeds aangevangen behandeling afbreekt. Dat laatste is in strijd met artikel 7 AWGB, 1 Gw en 9 EVRM en geen gewichtige reden voor beëindiging (art. 7:460 BW). De normen in artikel 1 Gw en 9 EVRM kunnen in dit geding worden getoetst omdat de AWGB de facto een uitwerking is van de daarin vervatte bepalingen. Geen immateriële schade: psychisch onbehagen is onvoldoende om te spreken van (geestelijk) letsel; geen integriteitsschade nu er omtrent de gevolgen voor de vrouw te weinig is komen vast te staan.
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Almere), 07-10-2020